Zonder maatregel gaat het beter!

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

Vorenstaande laat zien dat er zorgen zijn over de kinderen en ook dat er ontwikkelingsbedreigingen zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. Het laat echter ook zien dat de ondertoezichtstelling tot nu toe niet helpend is geweest. De weerstand van de vader tegen de hulpverlening is zo groot dat dit de inzet van de benodigde hulp frustreert en juist extra zorgen met zich brengt voor de kinderen omdat zij deze weerstand van de vader meekrijgen. Schriftelijke aanwijzingen, het vervangen van de jeugdhulpverleners en zelfs een uithuisplaatsing van de kinderen hebben de vader niet kunnen bewegen om in het belang van de kinderen de samenwerking met de WSS aan te gaan en hulpverlening te accepteren. De weerstand van de vader is zo groot dat de WSS uiteindelijk heeft gevraagd om vervanging van de gecertificeerde instelling omdat zij handelingsverlegen waren geworden.

Voor de moeder ligt het anders. Sinds de thuisplaatsing van de kinderen accepteert zij de hulp en werkt zij samen. Na het wegvallen van de WSS is zij zelf doorgegaan met de door die instelling nog geïnitieerde MDA++-hulp, geboden door Fier. Ook is zij in goed contact en overleg met de school en volgt zij hun adviezen op. De vader luistert naar haar en accepteert het wanneer de moeder hem vertelt dat en welke hulp de kinderen nodig hebben. Aldus lijkt het erop dat er buiten de betrokkenheid van de gecertificeerde instellingen thans meer wordt bereikt in het belang van de kinderen dan binnen de ondertoezichtstelling.

5.9

Op grond van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen en hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de ondertoezichtstelling met ingang van heden dient te worden opgeheven. De benodigde hulpverlening voor de kinderen wordt in het vrijwillig kader door de moeder aanvaard, terwijl de vader de moeder in haar beslissingen volgt. Van gronden die een ondertoezichtstelling van de kinderen op dit moment nog langer kunnen rechtvaardigen is daarom onvoldoende gebleken. Het hof realiseert zich dat het accepteren van de benodigde hulpverlening in het vrijwillige kader een zeer wankele basis kent, maar acht de genomen beslissing niettemin het meest in het belang van de kinderen. Het hof hoopt en verwacht dat Fier en/of de school aan de bel zal trekken wanneer er weer zorgen zijn over de kinderen en/of de ouders de benodigde hulpverlening niet langer accepteren. Van de ouders verwacht het hof dat zij in het belang van de kinderen de benodigde hulpverlening in het vrijwillig kader blijven accepteren.


Ga terug