Zeg het juiste op de zitting

Jurisprudentie i.v.m. gezag, omgang en informatie na scheiding >>

Ars Aequi katern 89 uitspraak van het Hof Den Haag 5 januari 2003:

De twee kinderen van gescheiden ouders met gezamenlijk gezag wonen bij de moeder. Deze wil zich met haar nieuwe partner in Australiƫ vestigen. De vader is van mening dat de kinderen in Nederland moeten blijven en bij hem komen wonen.

Het Hof gaf de moeder de door haar gevraagde toestemming. In de motivering gaf het Hof aan ervan overtuigd te zijn geraakt dat de moeder de verhuizing grondig en weloverwogen had voorbereid. Ook had ze de mogelijkheden voor de partner onderzocht om zich in Nederland te vestigen, maar dit bleek niet mogelijk. Voorts achtte het Hof het aannemelijk dat de nieuwe partner zijn verantwoordelijkheden als verzorger op zich zou nemen. Overigens deed de moeder ter zitting de belofte om uitvoering te geven aan een uitgebreide omgangsregeling, (tijdens de vakantieperiodes zou de vader gerechtigd zijn de kinderen minstens zes weken per jaar bij zich te hebben), een uitgebreide informatieregeling en om regelmatig schriftelijk, telefonisch en e-mailcontact tussen vader en kinderen te stimuleren.
en
FJR januari 2004 en persbericht, uitgegeven door advocaat van de vader, uitspraak van het Hof Amsterdam 9 juli 2003:

Niet gehuwde ouders gaan uit elkaar als het dochtertje 4 jaar oud is, het kind woont daarna bij de moeder die alleen het ouderlijk gezag heeft.Als het meisje 11 jaar is, overlijdt de moeder. In haar testament heeft zij een vriendin aangewezen als voogdes. Deze aanvaardt de voogdij. Bij beschikking van 30 januari 2002 wordt bepaald dat de vader met ingang van 1 augustus 2003, als het meisje de basisschool heeft afgerond, het gezag zal krijgen; tot die datum gaat zij om de week het weekend naar haar vader. Deze gaat in hoger beroep.

Uitgangspunt is dat een dergelijk verzoek slechts afgewezen wordt, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

De vader stelt zich op het standpunt dat de beslissing over de vraag of zijn verzoek moet worden toegewezen, tot stand moet komen volgens het wettelijk beslissingsmodel en in overeenstemming met de beginselen van het IVRK, alsof er geen testamentair voogd zou zijn opgetreden.
Drs S.A.J. Jansen, gezondheidszorgpsycholoog van het Bureau voor Individuele en Groepsgerichte hulp- en dienstverlening en kinder- en jeugdpsycholoog, gespecialiseerd in psychotrauma en verliesverwerking, is op verzoek van de voogdes aangesteld als begeleider van de minderjarige om het kind in haar gezin te laten ingroeien. Zij schrijft op 26 mei 2003 dat de minderjarige gevangen is in het conflict tussen volwassenen. Het kind wil geen keuze maken voor de persoon van de een of de ander, maar wel voor een bepaalde dagelijkse situatie, namelijk in de woonplaats van de voogdes.

Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de vader niet goed voor ogen heeft wat het voor de minderjarige in deze situatie betekent om te verhuizen. De vader stelt zich zwart/wit op. Zo heeft hij geen enkel vertrouwen in de continuering van de omgangsregeling als het gezag bij de voogdes zou blijven. De RvdK heeft benadrukt dat de minderjarige bang is een van beiden kwijt te raken. De vader lijkt voor die vrees van de dochter weinig inlevingsvermogen te hebben, hetgeen, nu de vader de slechte communicatie met de voogdes benadrukt, doet vrezen dat de angst van de minderjarige om alle banden die met moeder te maken hebben te verliezen reƫel is.

Het is op grond van e.e.a. aannemelijk dat de vader niet in staat is de minderjarige de rust te geven die zij nodig heeft in het verwerkingsproces van het overlijden van haar moeder en het daarop volgende conflict over het gezag en dat gegronde vrees bestaat dat door het opdragen van het gezag aan de vader de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd. Het verzoek van de vader wordt dus afgewezen.
 


Ga terug