William Schrikker wil ots niet verlengen!

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.

Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Sinds 2019 is er sprake van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling heeft besloten om geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] bij de rechtbank in te dienen. Zij hebben dit besluit ter toetsing voorgelegd bij de Raad. De Raad heeft ingestemd met het voorgenomen besluit van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet (meer) te verlengen. De kinderrechter dient het voorliggende verzoek te toetsen aan de hand van de vraag of er in de actuele opvoedingssituatie van [minderjarige] sprake is van een bedreiging in haar ontwikkeling. Naar het oordeel van de kinderrechter is daar geen sprake meer van. De kinderrechter kan zich vinden in hetgeen daaromtrent door de advocaat van de moeder en de gecertificeerde instelling ter zitting is aangevoerd. Er zijn geen ernstige zorgen rondom de opvoedsituatie van [minderjarige] , er wordt voldoende meegewerkt aan de hulpverlening en [minderjarige] laat een positieve algehele ontwikkeling zien. Het stimuleren van het contact van [minderjarige] met de vader sinds februari 2020 heeft niet het gewenste effect gehad. Hoewel onbelast contact tussen [minderjarige] en de vader in het kader van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] wenselijk is, is het gedwongen tot stand brengen van het contact momenteel niet realistisch en haalbaar. De druk en stress die [minderjarige] lijkt te ervaren in en rondom het contact met de vader acht de kinderrechter schadelijk. Het afdwingen van de omgang met de vader kan niet in het belang van [minderjarige] worden geacht. Daarnaast merkt de kinderrechter in dit verband op dat een ondertoezichtstelling er niet voor bedoeld is om slechts de omgang met één van de ouders tot stand te brengen. Zoals hierboven overwogen is er geen sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor de kinderrechter het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal afwijzen. Dit brengt met zich mee dat de ondertoezichtstelling van rechtswege zal eindigen op 28 augustus 2021.


Ga terug