Wat is de gewone verblijfplaats van het kind?

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De raad is met de rechtbank van mening dat nu moeder nog is ingeschreven in Nederland en niet blijkt dat zij Nederland definitief heeft verlaten, de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaak.

5.3

Het hof overweegt dat ingevolge artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 (hierna: Brussel II-bis) bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, dat wil zeggen op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid bij het gerecht wordt ingediend (artikel 8 lid 1 jo artikel 16 lid 1, sub a, Brussel II-bis).

5.4

Het begrip “gewone verblijfplaats” in artikel 8 lid 1 Brussel II-bis moet volgens het Hof van Justitie van de EU aldus worden uitgelegd dat het de plaats is die een zekere integratie van het kind in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Die plaats moet worden bepaald aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat en van de verhuizing van het gezin naar die staat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. De bedoeling van de ouders om zich met het kind in een andere lidstaat te vestigen, waaraan uiting is gegeven door bepaalde tastbare maatregelen zoals de koop of de huur van een woning of de aanvraag voor een sociale woning in de lidstaat van ontvangst, kan een aanwijzing zijn voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats. Voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats naar de lidstaat van ontvangst geldt vooral de wens van betrokkene om daar het permanente of gewone centrum van zijn belangen te vestigen met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen. De duur van het verblijf kan bij de beoordeling van de bestendigheid van de verblijfplaats dus slechts een aanwijzing vormen. Bovendien kan de leeftijd van het kind van bijzonder belang zijn. Doorgaans is de omgeving van een jong kind in wezen een familiale omgeving. Voor deze omgeving is of zijn bepalend de persoon of personen bij wie het kind woont, die daadwerkelijk gezag over hem uitoefenen en voor hem zorgen. Dit geldt temeer als het kind in kwestie een zuigeling is. Dit kind maakt noodzakelijk deel uit van de sociale en familiale omgeving van de kring van mensen van wie het afhankelijk is. Wanneer de zuigeling daadwerkelijk onder het gezag van de ouders staat, moet derhalve hun integratie in een sociale en familiale omgeving worden beoordeeld. Daarbij kunnen criteria zoals de redenen voor de verhuizing van de ouders, hun talenkennis en hun geografische en familiale wortels relevant zijn. (Zie HvJ EG 2 april 2009, LJN BI0835, NJ 2009, 457; HvJ EU 22 december 2010, LJN BP0411, NJ 2011, 500.)

5.5

Het vorenstaande brengt mee dat de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak op grond van de bepaling van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis internationaal bevoegd is, indien [kind] op het tijdstip waarop het inleidend verzoekschrift bij de rechtbank tot de definitieve ondertoezichtstelling werd ingediend, te weten op 13 maart 2015, haar gewone verblijfplaats in de zin van die bepaling in Nederland had.

5.6

Vast staat echter dat [kind] in België is geboren en ook sindsdien daar met haar moeder woont. De reden voor de verhuizing naar België is met name de angst voor de instanties die de moeder heeft als gevolg van de uithuisplaatsing van haar andere twee kinderen. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft de moeder de intentie uitgesproken om in België bij haar familie te willen wonen. De moeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij zich dezelfde dag nog zal laten uitschrijven uit Nederland, maar dat zij daarvoor de benodigde stukken niet eerder had. De moeder heeft ter mondelinge behandeling overgelegd de verklaring van de burgemeester van [plaats in België], waaruit blijkt dat zij op 25 september 2015 een afspraak heeft om haar inschrijving en die van [kind] in die stad in orde te brengen. Zij woont daar al geruime tijd bij haar ouders. De vader reist regelmatig een weekend naar België toe om tijd met zijn vrouw en dochter door te brengen.

5.7

Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de gewone woon- of verblijfplaats van [kind] zich in België bevindt. De grief van de moeder ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter slaagt, zodat het hof niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling.


Ga terug