Verzoek gesloten plaatsing, van alles mis: kind terug naar huis

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De beoordeling
De kinderrechter stelt voorop dat zij het onzorgvuldig vindt dat de Raad, die blijkbaar inmiddels van oordeel is dat een gesloten machtiging is aangewezen in plaats van een machtiging voor een crisisplek, zonder instemmingsverklaring, zonder schriftelijke onderbouwing en zonder dat met [naam mindejarige] te bespreken, ter zitting aangeeft het verzoek te willen wijzigen in een verzoek om een gesloten machtiging. Dit is des te meer onzorgvuldig nu dit blijkbaar al een week voor de zitting door de Raad is besloten en bovendien toen al een (spoed)verzoek om een gesloten machtiging is afgewezen.

Uit de overgelegde stukken, het kindgesprek en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat er onvoldoende aanleiding is om [naam mindejarige] langer uit huis te plaatsen. Hoewel [naam mindejarige] zich niet altijd aan de regels houdt thuis, zouden hij en de moeder graag zien dat hij weer naar huis komt. Zowel [naam mindejarige] als de moeder hebben van de jeugdbeschermer van de GI ( [naam jeugdbeschermer] ) begrepen dat hij na vier weken weer naar huis mocht als hij zijn best zou doen en zich aan de regels zou houden. Op één incident na, is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat [naam mindejarige] zich niet aan de regels houdt en niet zijn best doet.

Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat de crisisopvang niet de juiste plek is voor [naam mindejarige] . De kinderrechter is van oordeel dat pas op grond van het raadsonderzoek kan worden bezien welke plaatsing het meest in het belang van [naam mindejarige] is. Tot die tijd zal de GI intensief contact moeten hebben en moeten overleggen met de moeder en [naam mindejarige] .

Voortzetting van de uithuisplaatsing in de crisisopvang is niet in het belang van [naam mindejarige] te achten. Aangezien [naam mindejarige] nog op de wachtlijst staat voor een plaatsing in een driemilieuvoorziening, zal [naam mindejarige] weer bij zijn moeder komen te wonen. De kinderrechter benadrukt daarbij dat er intensieve thuisbegeleiding dient te worden ingezet. De kinderrechter is van oordeel dat het van groot belang is dat niet over de hoofden van de moeder en [naam mindejarige] heen plannen worden gemaakt, maar dat zij daarin worden betrokken.

De kinderrechter zal het verzoek strekkende tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen. De beslissing op het verzoek tot de definitieve ondertoezichtstelling zal de kinderrechter aanhouden tot nader te noemen datum, nu het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid. De Raad wordt verzocht de kinderrechter de rapportage uiterlijk twee weken voor de nader te noemen datum te doen toekomen.


Ga terug