Vertrouwenspersoon uit netwerk ouder

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>
2.4.

oe GI heeft op 7 februari 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Hierin is - voor zover hier relevant - het volgende opgenomen:

"De moeder dient er zorg voor te dragen dat de gezinsvoogden [de minderjarige] kunnen spreken zonder de aanwezigheid van de moeder of van een vertrouwenspersoon uit het netwerk van de moeder. De GI gaat er vanuit dat de moeder [de minderjarige] op vrijdag 22 februari om 15:00 uur kan spreken. De GI staat er te allen tijde voor open om het gesprek wat met [de minderjarige] zal plaatsvinden met u voor te bespreken. Het is echter, gezien de problematiek in deze, geen optie voor de GI om mee te gaan in de door de moeder aan een gesprek gestelde voorwaarden."

3 De verzoeken

Het verzoek van de moeder
3.1. De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2019 van de GI geheel vervallen te verklaren. Namens de moeder wordt gesteld dat een schriftelijke aanwijzing slechts kan worden verleend indien er sprake is van een plan van aanpak, waarmee de gezaghebbende ouder niet instemt of waaraan zij onvoldoende medewerking verleent. De moeder constateert dat het plan van aanpak er niet in voorziet dat de GI met [de minderjarige] spreekt. Dit maakt dat de schriftelijke aanwijzing onrechtmatig is verleend.

3.2.

Er heeft eenmaal eerder een 'kennismakingsgesprek' tussen [de minderjarige] en de gezinsvoogd plaatsgevonden in het bijzijn van oma, maar dit verliep anders dan dat was voorgehouden. Dit gesprek betrof geen kennismakingsgesprek; er werken specifieke vragen met betrekking tot haar biologische vader op [de minderjarige] geprojecteerd. Nadien werd er door de gezinsvoogd beweerd dat [de minderjarige] bepaalde dingen zou hebben verteld, maar dat heeft zij niet verteld. Dit maakt dat de moeder alle gesprekken met de GI ook opneemt.

3.3.

Het is voor de moeder evident dat de GI de plicht heeft om contact te hebben met [de minderjarige] , maar tegelijkertijd mag dit geen belasting of bron van stress voor haar vormen. De plicht tot contact, betekent niet zondermeer contact met [de minderjarige] alleen. [de minderjarige] heeft recht op aanwezigheid van een (erkende) vertrouwenspersoon en zij geeft zelf aan dit ook graag te willen. Mogelijk kan Zorgbelang of het Advies- en Klachtbureau Jeugdzorg (AKJ) als vertrouwenspersoon fungeren voor [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft recent alleen gesproken met [naam psycholoog] (NIFP). Dat gesprek is spelenderwijs verlopen en ging goed.
...

3.9.

De GI constateert dat er niet alleen sprake is van de belemmering van haar wettelijke taakuitvoering, maar ook dat de moeder, door de opstelling, [de minderjarige] een fundamenteel kinderrecht onthoudt: namelijk het recht om haar mening vrijelijk te uiten binnen de ondertoezichtstelling (artikel 12 IVRK). Dit alles maakt dat de GI verzoekt om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, dan wel op basis van de geschillenregeling te beslissen dat de GI het recht heeft om [de minderjarige] alleen te spreken.
,,,

4.10.

De kinderrechter verwijst naar de uitspraak van 21 september 2018 van rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2018:5704). Uit die uitspraak volgt dat binnen het kader van een ondertoezichtstelling, hetgeen een beschermingsmaatregel is, de jeugdzorgwerkers van de GI met het kind mogen praten. Dit is inherent aan hun functie als uitvoerder van voornoemde maatregel. Het opnemen van een kindgesprek in een plan van aanpak, is naar oordeel van de kinderrechter daarom ook niet noodzakelijk. Dat er een (vertrouwens)persoon bij het gesprek aanwezig dient te zijn, volgt niet uit de Jeugdwet en is door en namens de moeder ook overigens onvoldoende onderbouwd. Juist gezien de loyaliteitsproblematiek van [de minderjarige] acht de kinderrechter het van essentieel belang dat zij de vrijheid voelt om zich te kunnen uiten. Het is dan ook van groot belang dat de moeder aan [de minderjarige] (emotioneel) toestemming geeft om gesprekken te voeren met de gezinsvoogd.

Voor zover de moeder van mening blijft dat zij contact tussen [de minderjarige] en de GI kan blokkeren, dan wel daar voorwaarden aan kan verbinden die de GI in de uitvoering van de ondertoezichtstelling belemmeren, geeft de kinderrechter de GI toestemming om met [de minderjarige] alleen te praten. De kinderrechter merkt op dat de ondertoezichtstelling geen vrijblijvende maatregel is en dat de moeder de aanwijzingen van de jeugdzorgwerkers moet opvolgen.

5 De beslissing

De kinderrechter:

5.1.

wijst het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van de moeder af;

5.2.

wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van de GI af;

5.3.

verleent de GI (vervangende) toestemming om in het kader van de ondertoezichtstelling gesprekken met [de minderjarige] alleen (zonder aanwezigheid van anderen) te voeren.


KOG-contactpersoon Harry Berndsen:

Ik ken deze uitspraak en de wankele basis van deze kinderrechter, omdat ik als gemachtigde van de moeder ter zitting ben opgetreden. De kinderrechter beroept zich uitsluitend op de Jeugdwet. In die Jeugdwet is nergens geregeld dat de gezinsvoogd kindgesprekken met een kind alleen mag voeren. De kinderrechter negeert ook internationale wetgeving en kindverdragen. Bovendien heeft een kind, net als een volwassene, te allen tijde zwijgrecht. Het enige dat de Jeugdwet regelt is de bevoegdheid tot  contact met de minderjarige. Dat contact wordt in de wet niet verder uitgewerkt. Dat de rechter zich niet helemaal op z'n gemak voelde bij deze beslissing blijkt uit twee zaken:

1. hij heeft het bekrachtigingsverzoek afgewezen; daardoor mist de GI een sanctiemogelijkheid als de moeder een gesprek met het kind alleen, blijft tegenhouden;

2. hij heeft de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard hetgeen impliceert dat bij het instellen van Hoger Beroep de beschikking niet in werking treedt.

Ook de GI was niet helemaal zeker van zijn bevoegdheid om met het kind alleen te praten. Daarom schrijven zij aan de rechter dat zij geen gesprek willen waar moeder of "een vertrouwenspersoon uit haar netwerk" bij aanwezig is. AKJ/Zorgbelang wordt derhalve niet uitgesloten. Dat is de rechter ontgaan. De GI had geen enkele trek in mijn aanwezigheid bij het gesprek met het kind. Vandaar de opmerking over de vertrouwenspersoon uit het netwerk van de moeder.

Deze zelfde rechter heeft eerder een NIFP onderzoek gelast. Dat is inmiddels afgerond en de aanpak van de GI, inclusief  het aparte gesprek met de minderjarige (7 jaar),  zo vernietigend onderuit gehaald dat de GI nu de kinderrechter heeft verzocht de OTS te beĆ«indigen. Die zitting is morgen, 5 juli.

Overigens sneed de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland geen hout omdat dat een totaal verschillende situatie was:
Binnen de kaders van een ondertoezichtstelling, hetgeen een beschermingsmaatregel is, mogen de jeugdzorgwerkers van de GI met de kinderen praten. Dit is inherent aan hun functie als uitvoerder van voornoemde maatregel. Niet alleen de ouders moeten gehoor geven aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd, maar ook de minderjarigen dienen hier gehoor aan te geven. En ten overvloede: voor zover de vader vindt dat hij contacten tussen de kinderen en de GI kan blokkeren geeft de kinderrechter de GI toestemming om met de kinderen te praten. 


Ga terug