Verlenging OTS afgewezen

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk wetboek (BW). Eerder bestonden er ernstige zorgen over de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] , waardoor zij nu nog onder toezicht staan. De GI behoort te onderbouwen op grond waarvan op dit moment nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en een gebrek aan acceptatie door de belanghebbenden van noodzakelijke hulp, waardoor een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Dit geldt temeer nu de belanghebbenden gemotiveerd betwisten, onderbouwd met een rapport van school, dat er nog sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.

In de ‘ots-rapportage’ van de GI van 10 november 2020 zijn onder punt 4 op pagina 9 drie doelen vermeld, waarvan er twee geheel behaald zijn (aldus de GI). Op pagina 10 staan drie doelen vermeld, die volgens de GI niet zijn behaald, onder meer het doel dat de kinderen behoren op te groeien in een stabiele en gestructureerde omgeving en het doel dat de opvoeder van de kinderen emotioneel en fysiek beschikbaar moet zijn en in hun ontwikkelingsbehoeften moet voorzien. De GI stelt dat zij op deze vermeende ontwikkelingsbedreigingen geen zicht heeft gekregen. Echter, niet is gebleken dat bij de GI signalen zijn binnen gekomen dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De GI heeft hier ook geen actief onderzoek naar gedaan, waardoor de stellingen van de GI slechts vermoedens lijken te zijn op basis van gebeurtenissen uit het verleden. Evenmin zijn (bron)documenten overgelegd die de stellingen van de GI ondersteunen. Wel is ter zitting duidelijk geworden dat de grootmoeder mz een belangrijke rol speelt (en speelde) in de opvoeding van de kinderen, maar niet gesteld of gebleken is dat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. Integendeel, door de actieve rol van de grootmoeder mz lijkt er inmiddels al langere tijd een stabiele situatie te zijn, waarbij in het afgelopen half jaar geen enkele instantie zijn zorgen heeft uitgesproken richting de GI. In het door de grootmoeder ter zitting overgelegde verslag van de school staan evenmin zorgelijke signalen. Verder is onweersproken gesteld dat de moeder hulp aanvaardt als zij dat nodig heeft.

Gezien vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat nog voldaan wordt aan de (strenge) vereisten van artikel 1:255 BW, op grond waarvan het verzoek van de GI zal worden af


Ga terug