Vader houdt gezag, in plaats van beëindiging gezag OTS

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Ter vereenvoudiging van de kinderbeschermingsmaatregelen, zijn op 1 januari 2015 voor het jeugdrecht belangrijke wetswijzigingen doorgevoerd, waaronder de gezagsbeëindigende maatregel. In de wetsgeschiedenis wordt de vorenbedoelde termijn geformuleerd als ‘de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen zonder verdergaande ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling, over in welk gezin hij zal opgroeien’ (Kamerstukken II 2008/09, 32015, 3 (MvT), p. 34).

Van belang is verder dat het beëindigen van het gezag van een ouder de meest verstrekkende kinderbeschermingsmaatregel is waarbij dient te gelden dat het beëindigen van het gezag noodzakelijk is en er moet worden voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, Y.C./V.K., EHRM 13 maart 2012, zaaknr. 4547/10, PFR Updates 2012-0017). Hoewel een voorafgaande kinderbeschermingsmaatregel geen wettelijke voorwaarde is voor gezagsbeëindiging, zal dit doorgaans wel nodig zijn om aan de voorwaarden van artikel 8 EVRM te voldoen (Kamerstuk II, 32015, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3, p. 34-35). Op staten rust een zware verantwoordelijkheid om te zoeken naar alternatieven voor de vergaande maatregel van de beëindiging van het gezag (EHRM 21 september 2006, 12643/02 (Moser / Oostenrijk).

De rechtbank is allereerst van oordeel dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. [minderjarige] is een beschadigde jongen. Als gevolg van vermoedelijk een combinatie van kindeigenproblematiek, blootstelling aan huiselijk geweld, en een recente fysieke mishandeling door de vader en forse echtscheidingsproblematiek verloopt zijn ontwikkeling al lange tijd problematisch, hetgeen onder meer zijn weerslag heeft op zijn gevoel van eigenwaarde (onzekerheid), schoolprestaties en vermogen tot het aangaan en behouden van sociale contacten.

Een beëindiging van het gezag van vader acht de rechtbank - in de huidige omstandigheden - echter niet noodzakelijk. [minderjarige] verkeert ook niet in onzekerheid waar hij zal opgroeien: [minderjarige] woont bij de moeder en de vader verzet zich daar ook niet tegen. Het is, zeker gezien de problematiek van [minderjarige] problematisch dat de vader (op dit moment) niets van zich laat horen, maar de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de vader de uitoefening van het gezag, waaraan feitelijk vooral door de moeder invulling wordt gegeven, bemoeilijkt. Er wordt in dit verband door de Raad weliswaar gezinspeeld op een mogelijk gebrek aan medewerking van vader in het geval van in te zetten hulpverlening voor [minderjarige] (bijvoorbeeld geen handtekening willen zetten), maar de rechtbank is daarvan geen concreet voorbeeld gebleken (de hierboven geciteerde e-mail suggereert eerder het tegendeel). De Raad en de gecertificeerde instelling lijken tot uitgangspunt te nemen dat de vader door zijn weigerende opstelling het toch al lage zelfbeeld en zelfvertrouwen van [minderjarige] ondergraaft. Dit kan (deels) zo zijn, maar de rechtbank vermag niet in te zien hoe een gezagsbeëindiging van de vader dan (op dit moment) in het belang van [minderjarige] is: het nut en de noodzaak van herstelgesprekken en – zoals de Raad dat formuleert – ontschuldiging door de vader blijft onverminderd aanwezig: daar verandert een gezagbeëindiging niets aan. Beëindiging van het gezag van de vader zal naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot volledige rust kunnen leiden: zowel de Raad als de gecertificeerde instelling geven aan dat het realiseren van contactherstel tussen de vader en [minderjarige] (indien in zijn belang) noodzakelijk blijft (dat blijft dus ook een verantwoordelijkheid van ouders, terwijl die nu juist een communicatieprobleem hebben). Overigens heeft [minderjarige] in het kindgesprek aangegeven onder bepaalde voorwaarden open te staan voor hernieuwd contact met vader. Kortom: de rechtbank is van oordeel dat de maatregel van een gezagsbeëindiging een te zwaar en niet geëigend middel is. Sterker nog: zolang de vader het gezag heeft, is hij - in het geval van het alternatief van de ondertoezichtstelling - door de gecertificeerde instelling “beter bij de les te houden” (mede gezien het wettelijk instrumentarium). Een ondertoezichtstelling is ook een veel minder verdergaande inmenging in het privéleven dan een gezagsbeëindiging.


Back