Uitspraak Hoge Raad over ontvankelijkheid op 14 oktober 2011, LJN BR 5151

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

6. In een lange reeks van beslissingen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verzoeker in cassatie tegen een beslissing als de onderhavige bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk is, wanneer de maatregel waarop het cassatieberoep betrekking heeft geëindigd is als het cassatieberoep ter beoordeling staat(6). Dat geval doet zich in deze zaak voor, nu de ondertoezichtstelling voor de duur waarvan de uithuisplaatsing in dit geval werd verzocht, op 5 februari jl. is geëindigd.

7. In een beslissing van 24 juni 2011, RvdW 2011, 780, rov. 3.7, is de Hoge Raad echter, met verwijzing naar EHRM 7 juni 2011, Appl. nr. 277/05, S.T.S/Nederland, van deze rechtspraak teruggekomen.
Het betrof in die zaak een maatregel waarbij een minderjarige op last van de rechter in een justitiële jeugdinrichting was opgenomen, en dus een maatregel die vrijheidsbeneming met zich meebracht. In de aangehaalde rechtsoverweging verwijst de Hoge Raad ook expliciet naar dat gegeven.

8. Ik wil echter verdedigen dat er ook in gevallen waarin het niet gaat om de vergaande vorm van vrijheidsbeneming die in de zojuist aangehaalde zaak aan de orde was - zoals het onderhavige geval, waarin "slechts" uithuisplaatsing van de minderjarige ter beoordeling staat -, aanleiding bestaat om de lang in de rechtspraak van de Hoge Raad gevolgde lijn te verlaten. Weliswaar is hier minder klemmend dat er belang bij beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel blijft bestaan met het oog op mogelijke schadevergoeding (een factor die in rov. 61 van het aangehaalde arrest van het EHRM naar voren wordt gehaald); maar mij schijnt toe dat vragen betreffende de rechtmatigheid van de maatregel ook in een geval als dit voor de betrokkenen van belang blijven, ook als de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken.


Back