Uithuisplaatsing uitsluitend en alleen door kinderrechter

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

5De motivering van de beslissing

5.1

De raad heeft in hoger beroep uitsluitend aangevoerd dat de verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige4] ten onrechte zijn afgewezen, omdat de uithuisplaatsingen op grond van de wet niet in het vrijwillige kader kunnen geschieden.

5.2

Vast is komen te staan dat de moeder, de GI en de raad het eens zijn over de noodzaak van de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige4] . Gelet op de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is verklaard komt het hof tot dezelfde conclusie.

5.3

In artikel 1:265a BW is bepaald dat een minderjarige die onder toezicht is gesteld slechts met een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis kan worden geplaatst. Dit is een wijziging ten opzichte van het tot 1 januari 2015 geldende artikel 1:258, derde lid, BW.

Tot 1 januari 2015 kon het bureau jeugdzorg een minderjarige dag en nacht uit huis plaatsen zonder machtiging uithuisplaatsing, indien van geen bezwaar van de ouders was gebleken. Een uithuisplaatsing grijpt diep in het familie- en gezinsleven in. Artikel 1:265a BW betreft minderjarigen over wie de kinderrechter heeft geoordeeld dat aan de grond van de ondertoezichtstelling is voldaan en dat derhalve onder meer de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Omdat hulp in of vanuit de thuissituatie het uitgangspunt behoort te zijn, is het van belang dat de kinderrechter ook een verdergaande inbreuk op het familie- en gezinsleven te allen tijde toetst. Daar komt bij dat plaatsing van de minderjarige zonder machtiging zou betekenen dat een ouder bevoegd is de uithuisplaatsing voortijdig af te breken. In die situaties dient dan snel alsnog een machtiging tot uithuisplaatsing gevraagd te worden. Om deze vaak acute situaties te voorkomen, waarin vrijwel zonder uitzondering voortzetting van de uithuisplaatsing aangewezen is, wordt voorgesteld om minderjarigen die onder toezicht zijn gesteld slechts met een machtiging tot uithuisplaatsing dag en nacht uit huis te plaatsen (Kamerstukken II, 2008-2009, 32 015, nr. 3, p 29).

5.4

Naar het oordeel van het hof laten wet en wetsgeschiedenis geen ruimte voor een vrijwillige uithuisplaatsing van een onder toezicht gestelde minderjarige. Het hof dient de bestreden beschikking dan ook te vernietigen ten aanzien van de afwijzing van de verzoeken tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige4] en beslist als volgt. Nu de termijn van de ondertoezichtstelling zoals die is vastgesteld in de bestreden beschikking inmiddels is verstreken zal het hof volstaan met een vaststelling in rechte.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 augustus 2020 ten aanzien van de afwijzing van het verzoek tot uithuisplaatsing [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige4] en opnieuw beschikkende:

stelt vast dat de verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige4] toegewezen hadden moeten worden.


Ga terug