Uithuisgeplaatst kind komt terug bij ouders |
De kinderrechter is van oordeel dat het noodzakelijk is om [minderjarige] onder toezicht te stellen om het verzoek van de ouders in de zaak met zaaknummer C/02/438430 / FA RK 25-4008 toe te kunnen wijzen en de ouders in hun ouderlijk gezag te herstellen. Zij overweegt hiertoe dat [minderjarige] sinds maart 2014 (hoofdzakelijk) bij de pleegmoeder heeft verbleven en dat [minderjarige] nu op het punt staat om terug thuis bij haar ouders te gaan wonen. [minderjarige] heeft veel meegemaakt en is gebaat bij een traumasensitieve opvoedaanpak, waarin begrip is voor haar voorgeschiedenis en hoe zij op bepaalde situaties reageert. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijke structuur, emotionele veiligheid en opvoeders die betrouwbaar en voorspelbaar zijn. De ouders hebben in de afgelopen jaren positieve stappen gezet, maar de GI heeft toegelicht dat opvoedondersteuning voor de ouders nodig is om de terugthuisplaatsing van [minderjarige] te laten slagen. Uit het onderzoek van [jeugdhulp] volgt bovendien dat er nog ruimte voor verbetering voor de ouders is, bijvoorbeeld als het gaat om de interactie tussen de ouders en [minderjarige] . Zo zou de vader meer responsiviteit in de interactie met [minderjarige] kunnen laten zien en zouden de ouders meer gezamenlijke structuur en positieve wederzijdse afstemming kunnen creƫren. De kinderrechter is van oordeel dat de ouders weliswaar bereid zijn om de benodigde hulpverlening te accepteren en dat ook tijdens de zitting hebben aangegeven, maar dat de situatie te kwetsbaar is en er teveel voor [minderjarige] (en de ouders) op het spel staat om nu al over te gaan naar het vrijwillig kader. Daar komt bij dat de samenwerking tussen de ouders en de huidige jeugdbeschermer (de voogd) erg goed is en dat zowel de ouders, de pleegmoeder als [minderjarige] een vertrouwensband met haar hebben. Om die reden vindt de kinderrechter het belangrijk dat de huidige jeugdbeschermer betrokken blijft en dat zij de terugthuisplaatsing van [minderjarige] zal gaan monitoren en borgen. Dit kan door [minderjarige] onder toezicht van de GI te stellen. Daarnaast is het contact tussen de pleegmoeder en [minderjarige] nog niet vastgelegd. De kinderrechter vindt het belangrijk dat dit nog gaat gebeuren, nu de pleegmoeder een belangrijk hechtingsfiguur voor [minderjarige] is. Verder verwacht zij dat de GI op termijn gaat werken aan de overdracht van de benodigde hulpverlening naar het vrijwillig kader en dat er een borgingsplan wordt opgesteld.
5.4.
De kinderrechter benadrukt dat de ondertoezichtstelling erop is gericht om de terugthuisplaatsing van [minderjarige] te laten slagen en [minderjarige] en de ouders daarbij te ondersteunen. Van de ouders verwacht zij dat zij de samenwerking met de huidige jeugdbeschermer en de pleegmoeder zullen voortzetten en dat zij open en eerlijk tegenover de GI en de hulpverlening zullen zijn over hoe de terugthuisplaatsing verloopt.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren,