Uit elkaar

Literatuur >>
R.A. Gardner; The Parental Alienation Syndrome; 2e dr.; New Jersey, 1992 (https://www.stichtingkog.info/publicaties/het-ouderverstotinssyndroom-in-de-nederlandse-context/).

J. Zander; Het ouderverstotingssyndroom in de Nederlandse context, bundel n.a.v. The Parental Alienation Syndrome van R.A. Gardner; Assen, 1999. ISBN 90 578602 9 4.
Uitverkocht, maar verwerkt in de zeer uitgebreide “herdruk” Verpasseerd ouderschap.
J. Zander e.a. (red.); Verpasseerd ouderschap. Loyaliteitsmisbruik en ouderverstotingssyndroom; Deventer, 2009. ISBN 978-90-808631-3-2

Hierin o.a. een uitgebreide bespreking van The Parental Alienation Syndrome van Gardner door Rob van Altena, een beschouwing van mr ir P.J.A. Prinsen over de implicaties van de erkenning van het ouderverstotingssyndroom voor wetgever en rechter.

Citaten: Joep Zander op pag. 13/14: “Hoewel elders in dit boek herhaaldelijk gevolgen van het ouderverstotingssyndroom voor kinderen worden benoemd, geef ik hieronder nog een keer in het kort een opsomming van mogelijke gevolgen zoals die, ook uit recente studies, is verzameld door Esma Kaplan.- geneigdheid tot depressieve gevoelens- teruggetrokken gedrag- somatische klachten en agressiviteit-onnauwkeurig en onlogisch redeneren en onderdrukken emoties, bij kinderen die vervreemd zijn van hun vader-gebrekkige oplossingsvaardigheden-neiging tot narcisme, bij kinderen die vervreemd zijn van hun moeder- lage zelfwaardering; vooral bij kinderen die de ouder verstoten van de eigen sekse (internalisatie van de haat)- gebrekkig (zelf)vertrouwen- drugs- en/of alcoholmisbruik- verstoting door eigen kinderen en (echt)scheiding- problemen met een partner van het verstoten geslacht- problemen met identiteit- geen kinderen willen uit angst voor afwijzing- gebrek aan succeservaringen- boosheid over de verloren tijd met de verstoten ouder.”

Rob van Altena op pag. 30: “Dan zijn er de blijf-van-mijn-lijf huizen. In zulke huizen kan men over het algemeen drie soorten moeders met kinderen vinden:1. moeders en kinderen die echt mishandeld zijn, 2. niet-mishandelde moeders en kinderen waarvan de moeder de (soms paranoïde) waanvoorstelling heeft dat zij en de kinderen mishandeld zijn, terwijl daar absoluut geen aanwijzingen voor bestaan en 3. niet-mishandelde moeders en kinderen waarvan de moeder het vluchthuis bewust en weloverwogen als een PAS-manoeuvre gebruikt. Louter omdat zij naar een blijf-van-mijn-lijf huis gaan, raken de kinderen er immers van doordrongen dat zij thuis onveilig waren. Helaas zijn sommige hoofden van deze huizen echt paranoïde en zien zij geen verschil tussen de drie groepen vrouwen die er binnenkomen. In Nederlandse blijf-van-mijn-lijf huizen hoeven zij dat verschil trouwens niet te zien: die zijn er expliciet niet alleen voor mishandelde vrouwen maar voor alle vrouwen ‘met een uitzichtloze relatie’.”

Peter Prinsen op pag. 86: “Zoals hiervoor is opgemerkt is Gardner niet zonder reden over de grenzen van zijn psychiatrische vakgebied heengestapt naar het juridische domein. Gardner vraagt van wetgever en rechter een omgekeerde transgressie. Hij vraagt de verantwoordelijkheid voor het belang van het kind niet uit handen te geven aan de technocraten van Jeugdzorg. Niet omdat de technocraten niet deugen, maar omdat de aard van de stoornis vraagt om een therapie die ligt in het juridische domein. Gardner hamert erop dat de rechter zelf met zijn beslissing het kind weer contact laat maken met de werkelijke werkelijkheid door het terug te plaatsen in die werkelijkheid.”

J. Zander (eindredactie); Gemist vaderschap; Deventer, 2006. € 13,50
ISBN-10: 9080863122 ISBN-13: 9789080863125 NUR-code: 745 (emancipatie)
Het boek bevat een aantal beschouwingen en interviews, waarin zowel aandacht is voor persoonlijke pijn als voor de maatschappelijke veranderingen die het mogelijk maken dat kinderen en vaders op grote schaal emotioneel mishandeld worden.

Citaten: "Het is de laatste jaren een populair woord in de beschouwing van justitie-onderzoek. Als je je op een gegeven moment concentreert op een mogelijke uitkomst, kun je lelijk de fout in gaan. Je sluit dan al snel andere mogelijke verklaringen uit. Dat kun je bij het openbaar ministerie een foutje noemen. Tunnelvisie. Bij de Raad voor de Kinderbescherming is het een principieel uitgangspunt.
’De conclusie (ook wel raadsvisie) wordt aan het eind van het rapport vermeld. Voordat de raadsonderzoeker echter begint met schrijven, weet hij al wat zijn conclusies zullen zijn. Dat is ook het belangrijkste gedeelte: hoe nu verder? De raadsonderzoeker moet het rapport toeschrijven naar deze raadsvisie. Alle zijpaden, andere overwegingen, losse einden en mogelijke alternatieve verklaringen worden in het rapport vermeden.’ (Dokumentatie interne opleiding van de Raad hoofdstuk 6.3: De inhoud van het rapport: hoe schrijven?)
En waarheidsvinding is bij de Raad nu juist weer geen principieel uitgangspunt. Liegen mag." (25)

"Veel vaders klagen over gebrek aan waarheidsvinding in familierecht-aangelegenheden. Wat moet er, als je geen strafblad hebt, zo nodig allemaal onderzocht worden als je gewoon toegang tot je kind wilt hebben? Als je dan toch nog wat onderzoekt: in hoeverre moet het onderzoek draaien om fysieke feiten of om ervaringen (moeder ervoer de vader als een bedreiging, de kinderen ook). Vraag drie is met welke betrouwbaarheid een en ander moet worden vastgesteld. In de regel vinden rechters het in de verste verte niet nodig om de nauwkeurigheid van het strafrecht te volgen, terwijl de gevolgen van het moeten missen van contact met je kinderen vele malen ernstiger zijn dan een paar weekjes brommen." (27)

"Als iets een waterval is van niet-gecommuniceerde willekeurige opsommingen van ‘feiten’ die zonder argumentaties doordringende conclusies opleveren, dan is dat wel het gemiddelde Nederlandse Kinderbeschermingsrapport. De Raad voor de Kinderbescherming geeft zelf ook aan dat dit past binnen haar beleid. Ze doet niet aan het zoeken naar de waarheid, stelt ze zelf, en het ministerie vóór haar, en volgens haar opleidingsdocumentatie wordt hun rapport toegeschreven naar de conclusie. De implicatie daarvan blijkt te zijn dat klaarblijkelijke leugens van de Kinderbescherming ongestraft voor waarheden mogen worden versleten. … Instanties die in het geheel niet geïnteresseerd zijn in wat hun woordenstroom aanricht. Het zou voor geen enkele medewerker van de Raad nog dragelijk zijn als hij de gevolgen van zijn eigen rapporten zou laten doordringen tot zijn gevoel. ‘Hij richt zijn pijlen elke keer weer opnieuw zonder nog te kijken waar ze naar toe gaan.’ Kijken doet hij niet, maar de richting weet hij verdomd goed – maar hoe kaats je de pijlen terug naar een geharnaste zielloze club?" (107)

"Augustus 1992 stierf in Alkmaar het jongetje Petertje Hoytink door mishandeling door moeder en stiefvader, ondanks de herhaalde waarschuwingen van de vader, nadat de omgangsregeling tussen het kind en hem was stopgezet. Deze zaak werd symbool voor de mogelijk desastreuze gevolgen voor kinderen van loyaliteitsmisbruik en de incompetentie van de Raad voor de Kinderbescherming." (123)

Op 1 februari 2006 is het eerste exemplaar van Gemist Vaderschap aangeboden aan de kamerleden Van Bommel, Luchtenveld, en Vendrik.


Ga terug