Schriftelijke aanwijzing deels vervallen verklaard

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing

5.2.

Artikel 1:265f lid 1 BW bepaalt, dat voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de GI voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige kan beperken. Die beslissing geldt ingevolge het tweede lid als een schriftelijke aanwijzing waar de gezaghebbende ouder vervallenverklaring van kan verzoeken. In die procedure kan de kinderrechter en zodanige regeling vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.

Op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321) kan alleen gebruik worden gemaakt van de in artikel 1:265f, eerste lid, van het BW gegeven bevoegdheid tot het beperken van de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige als niet eerder bij een rechterlijke uitspraak een omgangsregeling is vastgesteld. De kinderrechter stelt vast dat er niet eerder bij een rechterlijke uitspraak een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen is vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat artikel 1:265f, eerste lid, van het BW als uitgangspunt heeft te gelden bij de beoordeling van het verzoek.

5.3.

Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren, waarbij de kinderrechter op grond van artikel 1:265f, tweede lid, een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.

5.4.

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de schriftelijke aanwijzing van

8 maart 2022 volgens de regels van de Awb en de ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de beperking van de omgang tussen een ouder en kind een ingrijpende beslissing is. Dit betekent dat een dergelijke beperking moet zijn ingegeven door concrete omstandigheden en in het belang van het kind dient te zijn.

5.5.

De kinderrechter ziet aanleiding de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen te verklaren. Daartoe overweegt de kinderrechter dat de schriftelijke aanwijzing van de JBRA van 8 maart 2022 gelet op de inhoud van de overlegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende is gemotiveerd. Ter zitting is duidelijk geworden dat de moeder voor de coronaperiode de kinderen veel vaker zag; zij had om de week begeleide omgang met [minderjarige 1] en iedere week begeleide omgang met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Daarnaast hadden de moeder en [minderjarige 1] iedere week op vrijdag een belmoment. In de schriftelijke aanwijzing van 8 maart 2022 is onvoldoende gemotiveerd waarom de omgangsmomenten – nu corona geen rol meer speelt - met de kinderen nu minder frequent zijn dan in het verleden. Daarbij is ook van belang dat het opvoedperspectief van de kinderen nog niet is vastgesteld.

Ter zitting is namens de moeder naar voren gebracht dat het verzoek tot vervallen verklaring niet ziet op de verdere afspraken zoals deze in de schriftelijke aanwijzing van 8 maart 2022 staan geformuleerd. De kinderrechter zal daarom dat gedeelte van de schriftelijke aanwijzing in stand laten.

5.6.

Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat bij de totstandkoming van de schriftelijke aanwijzing niet is voldaan aan de beginselen van een zorgvuldige motivering. Aldus voldoet de bestreden aanwijzing niet aan de daaraan gestelde formele vereisten, en zal deze gedeeltelijk vervallen worden verklaard.


Back