Perspectiefbesluit? Toetsing RvdK

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

Het voorgaande betekent echter niet dat het hof de overwegingen van de kinderrechter ten aanzien van het opgroeiperspectief van de kinderen onderschrijft. De vraag waar het perspectief van de kinderen ligt, dient onderwerp te zijn van onderzoek door de raad en zal, indien de raad overgaat tot een verzoek tot beëindiging van het gezag, door de rechtbank dienen te worden getoetst. De kinderrechter heeft in deze procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing naar de mening van het hof te snel die conclusie getrokken met de overweging dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt. De rechtbank moet over een verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders in alle vrijheid kunnen beslissen, en niet gebonden zijn aan het oordeel van de kinderrechter. Zolang sprake is van een ondertoezichtstelling met een machtiging tot uithuisplaatsing is het uitgangspunt dat de GI hulpverlening moet blijven inzetten gericht op thuisplaatsing van de kinderen en daartoe ook blijvend de ondersteuning wordt geboden die de ouders daarvoor nodig hebben. Het is dan ook aan de GI om te beoordelen of daarvoor een gezinsopname nodig is ter beoordeling van de opvoedvaardigheden van de ouders. Indien de GI bij het standpunt blijft dat de kinderen dienen op te groeien in de pleeggezinnen, ligt het op de weg van de GI om dit perspectiefbesluit zo snel mogelijk door de raad te laten toetsen in het kader van een verzoek aan de raad om onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel, zodat de ouders de rechtsbescherming kunnen inroepen die past bij deze ingrijpende beslissing over het opgroeiperspectief van de kinderen.


Ga terug