OTS nog 1 maand; GI heeft te weinig gedaan

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

5.3

Tijdens de zitting is gebleken dat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet wordt nagekomen. De kinderen en de vader stemmen nu gezamenlijk per whatsapp af wanneer zij contact hebben. Volgens de vader ziet hij de kinderen nauwelijks en zijn de vader en de kinderen elkaar kwijtgeraakt. Aanleiding voor het afwijken van de zorgregeling is gelegen in een – zoals de ouders dat noemen – ‘incident’ rondom de vakantie van de kinderen met de vader, welk incident naar het oordeel van het hof te groot is gemaakt/geworden. De kinderen hebben hierdoor de vrijheid gekregen om zelf te bepalen wanneer zij al dan niet contact willen hebben met hun vader. Dit heeft ertoe geleid dat de vader (nog meer) op afstand is komen te staan. In de aanleiding, het verloop en de uitkomst van het incident ziet het hof de bevestiging van de zorgen die er zijn over het gezinssysteem. Het is de ouders nog niet gelukt om tot een goed genoeg gezamenlijk (parallel) ouderschap te komen. In beginsel zou dit een reden kunnen zijn om de ondertoezichtstelling van de kinderen in stand te laten. De betrokkenheid van de GI is echter, voor zolang zij nu betrokken is bij dit gezinssysteem, te weinig helpend geweest. De ouders hebben ervaren dat er geen tot weinig contacten met de GI zijn geweest, en dat er veelal niet is gereageerd op (contact)verzoeken van de ouders. Ook is hulpverlening niet ingezet of tot stand gekomen. Voor het hof valt het daarbij op dat uit de stukken ook niet blijkt op welke wijze GI inspanningen heeft gepleegd om er voor te zorgen dat tenminste de zorgregeling werd nagekomen zoals die door de rechtbank is vastgelegd. De GI heeft ook niet om wijziging van deze door de rechter bepaalde zorgregeling verzocht.

5.4

Met de ouders is besproken wat het alternatief voor een ondertoezichtstelling zou kunnen zijn. Het gaat weliswaar goed met de kinderen op school en ze lijken wat rust te vinden, maar ook de andere ontwikkelingsbedreigingen (die niet zozeer in de kinderen maar in het gezinssysteem zitten) moeten worden weggenomen. De ontwikkeling naar volwassenheid van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] staat anders de komende jaren nog zwaar onder druk. Daarnaast is het ter zitting ook duidelijk geworden dat zowel de vader en de moeder veel verdriet en onmacht ervaren. De huidige situatie kent alleen maar verliezers. Positief is dat beide ouders zich ter zitting bereid hebben verklaard om met professionele hulpverlening met elkaar in gesprek te gaan om tot een goed genoeg (parallel) ouderschap te komen. Om deze stap te kunnen maken, is afgesproken dat beide ouders ook hun partners bij de hulpverlening betrekken.

De ouders zien – met dit in het achterhoofd – een doorverwijzing naar het vrijwillige hulpverleningskader voor het voeren van systeemtherapie (met beide nieuwe partners die steun kunnen bieden) onder de leiding van [naam3] , te [plaats] , als een reële en goede optie. Zij zijn bereid hieraan mee te werken en zich hiervoor in te zetten. De GI heeft ter zitting aangegeven zich hierbij te kunnen aansluiten; ook in het gedwongen hulpverleningskader van de ondertoezichtstelling werd aan de inzet van soortgelijke hulpverlening gedacht. Omdat bij het hof voldoende vertrouwen bestaat dat de ouders de hulpverlening in het vrijwillig kader gaan oppakken, is het hof van oordeel dat niet langer aan het wettelijk criterium van de ondertoezichtstelling is voldaan. Vanwege de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen, is het wel van wezenlijk belang dat de systeemtherapie daadwerkelijk van de grond komt. Om pragmatische reden is daarom afgesproken dat het hof de ondertoezichtstelling in stand zal laten voor de duur van een maand na heden, zodat de GI de ouders kan begeleiden naar deze hulpverlening in het vrijwillige kader. Zodra de ouders (en hun partners) zijn aangemeld voor de systeemtherapie, vertrouwt het hof erop dat zij de therapie zullen starten en afmaken en dat zij eventuele nodig geachte vervolgtherapie zullen doorlopen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de beschikking van 12 mei 2021 voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling bekrachtigen tot een maand na heden en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor langere duur afwijzen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 12 mei 2021 voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] betreft voor de periode tot een maand na heden en vernietigt die beschikking voor wat betreft de ondertoezichtstelling voor langere duur en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van een maand na heden;


Ga terug