OTS alleen voor omgang? Zeker niet in dit geval

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

Het toepassen van de maatregel van een ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Samengevat, kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige slechts verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] op dit moment enkel is gericht op het tot stand brengen van contact tussen de vader en de kinderen. Bij de GI bestaan er, door het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen, zorgen over de eventuele psychische schade bij de kinderen op de lange termijn. De kinderrechter benadrukt dat het in beginsel voor de ontwikkeling van een kind van belang is dat het omgang heeft met beide ouders, en dat daar in beginsel ook op moet worden ingezet. Het tot stand brengen van dat contact moet echter geen doel op zich worden, waarbij de verdere omstandigheden uit het oog worden verloren. Het enkele ontbreken van omgang, betekent namelijk niet zonder meer dat de minderjarigen daardoor ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.

Het is in dit geval duidelijk dat de vader het gezin in het verleden diep heeft gekwetst door zijn handelen en de gevolgen die dat niet alleen voor hem, maar vooral ook voor het gezin heeft gehad. Het is in dat licht voorstelbaar dat het merendeel van het gezin er, ook na een aantal jaar, nog niet aan toe is om contact met hem te onderhouden. Naast de moeder en [naam kind 1] willen immers ook de twee meerderjarige dochters geen contact met de vader. Het is aan de vader om te accepteren dat dit de consequenties van zijn handelen zijn en in deze situatie te berusten. Door de moeder en door [naam kind 1] is duidelijk verwoord dat de voortdurende inzet door hulpverlening op contactherstel met vader en de druk die daarmee gepaard gaat juist aan verwerking in de weg staat.

De kinderrechter is er na het kindgesprek met [naam kind 1] ook van overtuigd dat hij volledig uit vrije wil en met volle overtuiging de keuze heeft gemaakt om op dit moment (nog) geen contact te willen met de vader. Wat betreft [naam kind 2] is duidelijk geworden dat zij contact met de vader zoekt wanneer zij hier behoefte aan heeft. Zij wordt hierin niet gehinderd, maar wordt juist ondersteund door de moeder.

Uit het voorgaande volgt dat de minderjarigen op dit moment niet langer gebaat zijn bij het voortduren van de ondertoezichtstelling. Zij moeten in staat worden gesteld hun leven eigenstandig op te pakken en in de komende jaren het eventuele contact met de vader op eigen initiatief en in hun eigen tempo vorm te geven, als zij daar behoefte aan hebben. Sturing en dwang van buitenaf dragen niet bij aan dat contactherstel, maar zorgen juist voor onrust en spanning en werken daarmee ook contraproductief. De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom afwijzen en het verzoek van de moeder tot het opheffen daarvan toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst af het verzoek van de GI, voor zover hierop niet eerder is beslist;

heft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] op.


Ga terug