Op 2 januari 2014 heeft KOG een positief punt uit het rapport van de Kinderombudsman gehaald en de Raad voor de Kinderbescherming geschreven.

Aan het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming
t.a.v. mr G. Cardol en drs G. Verweij
Postbus 19202
3501 DE Utrecht

Haarlem, 2 januari 2014

Geachte heer Cardol en geachte heer Verweij,

In de eerste plaats wens ik u namens stichting Kinderen-Ouders-Grootouders een vruchtbaar jaar.

In het op 10 december 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden rapport ‘Is de zorg gegrond?’ van de Kinderombudsman lezen wij: ‘Zonder officiële psychiatrische diagnose kan de Raad geen uitspraak doen over de geestelijke gesteldheid van ouders.”

- is dit officieel beleid van de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja,
- betekent dit dat ouders de Raad voor de Kinderbescherming daaraan mogen houden? Ook in die zin dat er geen opmerkingen meer in raadsrapporten zullen staan in de trant van “moeder vertoont mogelijk verschijnselen van …”.

Wij zien uw antwoord met belangstelling tegemoet.
Met vriendelijke groet,


"Naar aanleiding van uw brief van 2 januari j.l. het volgende.
...
De Raad is van mening, dat er in een raadsrapport alleen een 'harde' uitspraak kan worden gedaan over de geestelijke gesteldheid van ouders, als die is gebaseerd op diagnostiek van een psycholoog/psychiater. In dat geval zal de bron/informant in de rapportage vermeld moeten worden.
Als er alleen aanwijzingen zijn voor b.v. een psychische/psychiatrische problematiek, zal dit ook als zodanig geformuleerd moeten worden in de raadsrapportage in de trant van 'de Raad heeft zorgen/vraagt zich af of er sprake is van b.v. psychische problematiek van ... Zo mogelijk moet ook hier de bron/informant van die aanwijzingen gegeven worden.
Wij hopen u hiermee voldoende antwoord te hebben gegeven,
Mede namens Goos Cardol
Met vriendelijke groet,
drs. G(errit) Verweij"
adviseur beleid

Een donateur reageerde als volgt:
Uit het antwoord van de Raad blijkt dat jouw toevoeging (zwart gedrukt) helaas niet onderschreven wordt. Sterker, aanwijzingen moeten beschreven worden... Kortom, de Raad is vrij om ouders te beschrijven zoals een raadsonderzoeker dit beziet... 

Zoals ik de eerste zin lees, behoeft enkel de bron genoemd te worden. Dat kan een huisarts zijn die zaken onjuist kan weergeven ogv onvoldoende kennis of door leesfouten of wat er ook maar als storende factor kan optreden. Er behoeft geen schriftelijke verklaring van een deskundige (die een diagnostisch onderzoek heeft gedaan) te worden meegestuurd naar de rechtbank. Ouders zijn in mijn optiek nog steeds vogelvrij. 

KOG wendde zich tot de Kinderombudsman op 30 januari 2014:

Zeer geachte heer,

Naar aanleiding van het rapport dat u op 10 december 2013 hebt aangeboden aan de Tweede Kamer, heeft stichting Kinderen-Ouders-Grootouders het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming op 2 januari 2014 een brief gestuurd waarvan kopie hierbij gaat als bijlage 1.
Gedateerd 15 januari 2014 hebben wij antwoord ontvangen (bijlage 2), waarvan de laatste alinea ons teleurgesteld en ongerust gemaakt heeft. “Aanwijzingen voor b.v. een psychische/psychiatrische problematiek”, zelfs als “de bron/informant van die aanwijzingen” niet aangegeven kan worden (!), moeten in de raadsrapportage opgenomen worden.

Ouders zijn dus vogelvrij. Het is onze ervaring dat niet onderbouwde opmerkingen van iemand uit de omgeving van een kind (b.v. buurvrouw of voetbaltrainer) vermeld worden in het dossier. Doordat het in het dossier vermeld wordt krijgt deze opmerking een bepaald ”waarheidsgehalte”: het staat er niet voor niets denkt de lezer. In een volgend rapport wordt het weer overgenomen en heeft dan de status van “waarheid”. Ouders krijgen op deze manier een etiket opgeplakt dat niet overeen hoeft te komen met de realiteit en waar ze niet meer vanaf komen, want: het staat in het dossier. Deze manier van werken vertroebelt de zorg aan kinderen.

Graag vernemen wij uw standpunt.

Gedateerd 21 februari antwoordde de Kinderombudsman (kenmerk 2014/00136):
"...
Onvoldoende garantie
De Kinderombudsman heeft in zijn eerder aangehaalde rapport aangegeven dat Bureau Jeugdzorg, AMK en de Raad voor de Kinderbescherming nog onvoldoende garanties hebben ingebouwd om fouten in feitenonderzoek en rapportages te minimaliseren. Hij wil dat deze aan minimale criteria voldoen, waardoor de kwaliteit wordt gegarandeerd. Zo moet er onder andere een heldere scheiding komen tussen feiten en meningen en moet hoor- en wederhoor standaard worden opgenomen in de rapportages. Vooral Bureau Jeugdzorg heeft hierop nog een slag te maken. De Raad heeft al een aantal belangrijke kwaliteitsborgen ingebouwd.

Wat gebeurt er met de aanbevelingen van de Kinderombudsman
Ten aanzien van het punt wat u hebt aangekaart bij de Raad voor de Kinderbescherming, verwijs ik u verder naar de aanbevelingen die de Kinderombudsman heeft gedaan voor verschillende spelers in de jeugdzorgketen. De aanbevelingen kunt u lezen in het rapport, p. 97 en verder.
De Kinderombudsman is verder in gesprek met de Raad voor de Kinderbescherming over hoe zij invulling geven aan de aanbevelingen. ..."