Onwaarheden/onjuistheden in rapporten

FORMAT EFFECTIEF OMGAAN MET ONWAARHEDEN IN RAPPORTEN
Nogal wat mensen die met jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de (kinder)rechter, AMHK (Veilig THuis) of een andere instantie te maken hebben treffen in de rapportages onvolkomenheden aan zoals (bewuste)weglatingen, onjuistheden, subjectieve interpretaties, aannames, onwaarheden of leugens.
Onwaarheden zijn echter niet als vanzelfsprekend leugens. Een onwaarheid kan ontstaan door slordigheid, domheid, confabulatie, onzorgvuldige voorbereiding, gebrek aan wetenschappelijke kennis, bevooroordeeld luisteren of onbekwaamheid om waarneming en interpretatie te onderscheiden. Het zijn alle vormen van gebrek aan professionaliteit.
Een onwaarheid wordt pas een leugen indien iemand bewust en opzettelijk onwaarheden uit. Een leugenaar kent dus de waarheid, Daarom komt liegen niet zo vaak voor in de jeugdzorgketen!
Ouders zijn geneigd zich met discussie en (tegen)bewijs te verzetten tegen onwaarheden die zij dikwijls als ‘leugens’ over hen ervaren. Dat leidt veelal tot een langdurig welles-nietes situatie en/of tot klachtenprocedures, maar zelden tot wijzigingen in rapportages.
Ouders wordt dan al snel en ten onrechte verweten “de strijd” met de instantie aan te gaan of niet in het belang van hun kind(eren) te handelen. Maar bovendien wordt degene die voor de onwaarheden verantwoordelijk is in feite ontzien. Want, het is aan degene die de onwaarheden uit om te bewijzen dat de onwaarheden toch waar zijn De Raad en de GI zijn immers gehouden de van belang zijnde “feiten” compleet en naar waarheid aan te voeren. (Jeugdwet artikel 3.3). Dat betekent dat de over u gedane beweringen onderbouwd moeten zijn met feitelijke antwoorden op de onderstaande vragen.
Indien die onderbouwing in rapportages ontbreekt is het verstandig om er schriftelijke vragen over te stellen. Beperk u dan tot echt grove onwaarheden die echt beschadigend en grievend zijn. Als voorbeeld van een onwaarheid uit een jeugdzorgrapport: “aanhoudende alcoholproblematiek van moeder.”
Per onwaarheid, hypothese, aanname etc. dienen de volgende vragen gesteld te worden:
1. wat is er concreet vastgesteld?
2. Welke gekwalificeerde professional heeft dit vastgesteld?
3. Met welke valide en betrouwbare instrumenten is dit vastgesteld? Bijvoorbeeld wetenschappelijk getoetste vragenlijsten aangaande hechting, opvoedvaardigheden en risico taxatie.
4. In welke context?
5. Hoe vaak is het vastgesteld?
6. Wanneer?
7. Welke onderzoeksrapporten zijn op dit punt beschikbaar?
Blijft op één of meerdere vragen het antwoord uit dan is er ongetwijfeld sprake van een onjuistheid/onwaarheid en overtreding van de Jeugdwet artikel 3.3 2
Kan of wil de rapporteur de vragen niet beantwoorden dan is er sprake van overtreding van de Beroepscode voor de jeugdzorgwerker (Overtreding van de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7.) en overtreding van de Jeugdwet artikel 3.3.
In zo’n situatie kunt u dan overwegen een gesprek met de leidinggevende aan te gaan.
Indien dat niet tot de door u gewenste situatie leidt kunt u vervolgens overwegen een klacht in te dienen bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ), bij de beroepsorganisatie waaraan de rapporteur is gebonden of bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg indien de rapporteur BIG geregistreerd is.*
In ernstige gevallen van aantoonbaar liegen kunt u aangifte wegens laster overwegen.
Stel de vragen altijd schriftelijk en vraag ook schriftelijke beantwoording. Ook uw advocaat kan bij een klachten- of tuchtrechtprocedure of ter zitting bij rechtbank en gerechtshof deze vragen aan de vertegenwoordiger van de betreffende instantie of de kinderrechter stellen.
NB. Stel de vragen in een zo vroeg mogelijk stadium. Als een rapport al bij de rechtbank ligt en zeker als de kinderrechter al een beslissing heeft genomen wordt het heel lastig om nog veranderingen aan te brengen. Als er na een zitting veranderingen worden aangebracht dan is dat bewijs dat de rechter onjuist was geïnformeerd en loopt men de kans dat de rechtszaak geheel moet worden over gedaan. Dat zal dus zelden gebeuren.

Drs. H. Berndsen Gedragswetenschappelijk en juridisch adviseur. *