Niet meegewerkt aan omgang: wel schuldig, geen strafoplegging

Jurisprudentie i.v.m. gezag, omgang en informatie na scheiding >>

Het hof stelt op de grond van de stukken van het dossier het volgende vast.

Uit het huwelijk van de verdachte met [betrokkene] zijn twee zonen geboren, namelijk de in de tenlastelegging genoemde [zoon 1] (1995) en [zoon 2] (1999). Na echtscheiding tussen partijen in 2005 is het gezag over de minderjarige zonen bij beide ouders blijven berusten en is de verdachte belast gebleven met de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen; het opzicht over de kinderen berustte derhalve bij de verdachte. Bij beschikking van de rechtbank is een omgangsregeling vastgesteld, welke beschikking in 2006 door het hof in hoger beroep is bekrachtigd. Omdat de effectuering van de omgangsregeling naar het inzicht van de vader door de verdachte is gefrustreerd heeft de voorzieningenrechter op vordering van de vader bij vonnis van 17 december 2010 de verdachte tot nakoming van die omgangsregeling veroordeeld, voor zover die regeling betrekking heeft op de omgang tussen de vader en [zoon 2]. In het bestek van dat kort geding is vastgesteld dat de zoon [zoon 1] van begin af aan en aanhoudend heeft geweigerd om contact met zijn vader te hebben. Die omstandigheid heeft de voorzieningenrechter blijkens dat vonnis mede ertoe gebracht de vordering tot nakoming voor zover betrekking hebbend op de geregelde omgang met [zoon 1] af te wijzen.

Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte een beslissende invloed heeft gehad of kunnen hebben op het niet-totstandkomen van de uitvoering van de met betrekking tot [zoon 1] vastgestelde omgangsregeling, zodat het hof met de raadsman van oordeel is dat het tenlastegelegde opzet op het onttrekken van [zoon 1] aan het gezag of opzicht van de vader niet voor bewezenverklaring in aanmerking komt.

Het hof zal de verdachte in zoverre vrijspreken van het haar ten laste gelegde.
...
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte bij de hiervoor bedoelde gelegenheden telkens de beslissing heeft genomen om haar zoon [zoon 2] in zijn weigeringen te ondersteunen, en de vader in weerwil van de door de rechter vastgestelde omgangsregeling telkens de mogelijkheid heeft ontnomen de minderjarige [zoon 2] mee te nemen en bij zich te ontvangen, met gevolg dat de verdachte aldus doend en nalatend de minderjarige [zoon 2] telkens opzettelijk heeft onttrokken aan het aan de vader rechtens toekomende opzicht, tot de uitoefening waarvan hij telkens bevoegd en gerechtigd was. Aan de bewijsbeslissing staat niet in de weg dat de verdachte volgens haar verklaring bij haar doen en laten zich steeds heeft laten leiden door het door haar geduide belang van de minderjarige [zoon 2], erin bestaand dat het telkens zijn verklaarde wens en keuze zou zijn geweest liever niet naar zijn vader toe te gaan. Het hof heeft bij dit oordeel de jonge leeftijd van [zoon 2] mede betrokken.
...

Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van twee jaren. Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

 

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden schuldig verklaard zonder oplegging van straf.

Het hof acht het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd en overweegt dienaangaande als volgt.

De verdachte heeft zich op verschillende tijdstippen in de bewezen verklaarde periode in een ook overigens conflictueuze verhouding met haar ex-echtgenoot een door de rechter in het belang van de toen (erg) jonge zoon met zijn vader vastgestelde omgangsregeling veronachtzaamd door daaraan niet steeds behoorlijk mee te werken.

Hoewel moet worden vooropgesteld dat de verdachte in het belang van haar zoon gehouden is tot het geven van de nodige medewerking aan de vastgestelde omgangsregeling van die zoon met zijn vader, is zonneklaar dat het voor de verdachte in voorkomende gevallen - gelet op alle in het spel zijnde belangen - niet steeds eenvoudig is geweest om aan die regeling gehoor te geven. De verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting in hoger beroep geschetst dat zij het heeft beleefd alsof zij tussen drie vuren heeft gezeten, erin bestaand dat een oudere zoon ieder contact met zijn vader afwijst, terwijl de jongere zoon in het bestek van de omgangsregeling met tegenzin op zaterdag de Griekse school bezoekt en geconfronteerd met een boze ex-echtgenoot die erop heeft gestaan dat de omgangsregeling strikt wordt nageleefd. Het hof onderkent dat dit schipperen door de verdachte vooral ervan getuigt dat zij gegeven de omstandigheden heeft getracht het beste ervan te maken, en niet is gebleken dat het haar erom te doen is geweest een eigen koers te varen, met voorbijgaan aan een rechterlijke beslissing waarbij een omgangsregeling is vastgesteld.

Het hof gaat bij gebreke van aanwijzingen van het tegendeel ervan uit dat - behoudens de bewezen geachte feiten - de uitvoering van de omgangsregeling thans regelmatig verloopt.

Zo bezien en gelet op al hetgeen in het onderhavige geval is komen vast te staan heeft zich aan het hof de vraag opgedrongen naar de opportuniteit van de tegen de verdachte ingestelde strafvervolging, welke vervolging naar de aard daarvan een zwaar middel is en waarvan de effectiviteit in gevallen als hier aan de orde - gelet op al de in het geding zijnde belangen - bepaald niet op voorhand gegarandeerd lijkt te zijn.

Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof bepalen dat geen straf zal worden opgelegd.


Ga terug