Niet de GI, maar de grootmoeder wordt met het gezag belast

Jurisprudentie i.v.m. grootouders >>

Door en namens de grootmoeder is naar voren gebracht dat zij het eens is met het verzoek van de Raad om het gezag van de moeder te beëindigen. Zij is het echter niet eens met het voorstel van de Raad om de GI tot voogdes te benoemen. Zij voert daartoe aan dat de kinderen al vanaf zeer jonge leeftijd bij haar wonen en zij altijd, in overleg met de moeder, de beslissingen over de kinderen heeft genomen. Van spanningen zoals deze door de Raad worden gesteld, is volgens de grootmoeder geen sprake. De kinderen hebben ondanks de kwetsbare situatie van de moeder altijd contact met haar gehouden en dit contact vindt ook plaats, afhankelijk van de mogelijkheden van de moeder. Het is mede door de vele wisselingen van verblijfplaats niet mogelijk geweest een vaste regeling met haar af te spreken. De grootmoeder bevestigt dat de moeder wispelturig is en bij tijden slecht bereikbaar is. Dit kan de grootmoeder niet worden verweten en dit zegt ook niets over de mogelijke spanningen tussen de grootmoeder en de moeder. Verder heeft de grootmoeder in de afgelopen tien jaar altijd de noodzakelijke hulpverlening ingeschakeld voor de kinderen. De aanvragen met betrekking tot te regelen zaken voor de kinderen zijn moeizaam geweest, omdat de moeder voor iedere aanvraag haar toestemming moest verlenen en de moeder in een andere gemeente woont waardoor de financiering van de hulpverlening ook moeizaam verliep. De grootmoeder verwacht dat wanneer de GI de voogdij zal uitvoeren dit ook voor de nodige vertraging zal zorgen, terwijl zij ook in staat is de voogdij uit te voeren. De voogdij bij de GI zou nog een extra schakel betekenen in de cirkel van de al betrokken hulpverleners. Daar komt ook nog bij dat bij de GI vaak sprake is van een groot verloop van medewerkers. Dit acht de grootmoeder niet in het belang van de kinderen. De grootmoeder is van mening dat de belangen van de kinderen het meest gediend zijn als zij de voogdij over hen krijgt. Mocht de rechtbank de zorgen delen dat de situatie toch te kwetsbaar is dan heeft de rechtbank nog de mogelijkheid om ambtshalve een ondertoezichtstelling uit te spreken waardoor de GI toch nog enige tijd kan meekijken met de grootmoeder en eventueel als dat nodig mocht zijn, de GI kan ingrijpen. ...

[naam informant] heeft ter zitting aangegeven dat zij al zeer lange tijd betrokken is bij het gezin van de grootmoeder. Zij heeft geen voorkeur wie tot voogdes wordt benoemd. Als de grootmoeder tot voogdes wordt benoemd dan zal in het contact met de grootmoeder niets veranderen. Er is altijd een goed contact met de grootmoeder geweest. Het contact met en de bereikbaarheid van de moeder verloopt wisselend.

De vertegenwoordigster van de GI heeft ter zitting aangegeven dat de grootmoeder alle beslissingen lijkt te nemen die nodig zijn voor de kinderen. De kinderen wonen al vanaf zeer jonge leeftijd bij haar. Zij krijgen bij haar wat zij nodig hebben. De GI verwacht dat haar rol in de uitvoering van de voogdij heel klein zal zijn in die zin dat één of twee keer per jaar wordt bekeken wat nodig is.

De beoordeling


De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de kinderen al vanaf zeer jonge leeftijd bij de grootmoeder wonen en dat hun opgroeiperspectief ook in het gezin bij de grootmoeder ligt. De moeder is niet in staat gebleken de opvoeding en de verzorging van de kinderen op zich te nemen en dit zal ook in de toekomst naar verwachting niet anders zijn. Uit de stukken komt naar voren dat zij zich ook erin kan vinden dat de kinderen opgroeien bij de grootmoeder. Zij richt zich met name op haar twee jongste kinderen die bij haar wonen. Verder is gebleken dat de moeder niet of onvoldoende beschikbaar is om haar toestemming te verlenen voor zaken aangaande de kinderen. Hierdoor lopen hulpverleningstrajecten onnodige vertraging op. Hier hebben de kinderen last van. Gezien de grillige houding van de moeder en haar persoonlijke problematiek is het de verwachting dat hierin geen verandering zal komen. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij afhankelijk zijn van de beperkte bereikbaarheid van de moeder. De kinderen worden ouder en zij hebben beiden de nodige hulpverlening nodig. De verwachting is dan ook dat er nog veel momenten komen waarin toestemming moet worden gegeven door diegene die het gezag over hen heeft. Voortzetting van de plaatsing van de kinderen in het vrijwillige kader met behoud van het gezag van de moeder acht de rechtbank niet in het belang van de kinderen.

De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.

Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de Raad op dit punt toewijst en niet toekomt aan het verzoek de grootmoeder.

Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.

De Raad heeft voorgesteld de GI te benoemen tot voogdes. Dit voorstel is het meest ingegeven vanwege de zorgen van de Raad over de mogelijke spanningen tussen de moeder en de grootmoeder en het effect hiervan op de kinderen. Hoewel de rechtbank de zorgen van de Raad begrijpt, staat daar tegenover dat de kinderen al sinds heel jonge leeftijd bij de grootmoeder wonen en zij feitelijk sindsdien alle beslissingen over de kinderen neemt. In al deze jaren heeft de grootmoeder gehandeld in het belang van de kinderen. Zij heeft ervoor gezorgd dat de kinderen de benodigde hulpverlening en behandeling krijgen voor hun kindeigen problematiek ondanks de beperkte bereikbaarheid van de moeder. Ook heeft de grootmoeder het contact tussen de moeder en de kinderen altijd gestimuleerd en gefaciliteerd. Dat er geen structureel contact plaatsvindt tussen de moeder en de kinderen ligt aan de wisselende houding van de moeder en niet aan de rol en houding van de grootmoeder. Dit kan haar dan ook niet worden verweten. Verder is de rechtbank niet gebleken van zodanige spanningen of conflicten tussen de moeder en de grootmoeder die de nodige weerslag hebben op de kinderen. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat er voor hen rust en duidelijkheid komt bij wie zij opgroeien en wie de beslissingen over hen zal nemen in de toekomst. Benoeming van de grootmoeder tot voogdes over hen komt het meest tegemoet aan hun belangen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in benoeming van de GI tot voogdes.

De rechtbank is daarom van oordeel dat de grootmoeder moet worden belast met de voogdij.

Het advies van de Raad wordt dan ook op dit punt niet gevolgd.


Ga terug