Moeder verhuist na scheiding plotseling met de kinderen, hoofdverblijf wordt nu bij de vader

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

... verhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] , de stad waar haar nieuwe partner woont. De rechtbank begrijpt dat dit voor de man én de kinderen een onverwachte en moeilijk te verwerken mededeling moet zijn geweest. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat de vrouw inmiddels haar woning in [woonplaats] heeft opgezegd en naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] is verhuisd. Zij is vooralsnog niet voornemens om terug te verhuizen. Daarmee stelt de vrouw de man en de kinderen voor een voldongen feit. De rechtbank zal bij de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen, moeten meenemen dat de vrouw in [nieuwe woonplaats van de vrouw] woont en daar blijft wonen. Met deze keuze van de vrouw, wordt de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen ‘bij wie’ onvermijdelijk ook een beslissing over het hoofdverblijf ‘waar’.

4.13.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de noodzaak van haar verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] onvoldoende aangetoond. De onveiligheid die de vrouw ervaart in de woonomgeving van de man en het feit dat zij geen werk en woning meer heeft in [woonplaats] , zijn daarvoor onvoldoende. In het licht van het verweer van de man, heeft de vrouw niet aangetoond dat zij in [woonplaats] geen andere, betaalbare woning zou kunnen vinden. Evenmin heeft zij onderbouwd dat haar kansen op het vinden van een nieuwe dienstbetrekking in [nieuwe woonplaats van de vrouw] groter zijn dan in (de omgeving van) [woonplaats] . Daarnaast heeft de vrouw zelf toegelicht dat daar ook niet haar prioriteit ligt. Zij wil in eerste instantie werken aan haar herstel in een voor haar veilige omgeving. Voor de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] daarvoor noodzakelijk is. De vrouw was inmiddels al verhuisd van [woonplaats man] naar [woonplaats] , waardoor zij de man in haar directe woonomgeving niet frequent en spontaan tegen hoefde te komen. De vrouw kiest er bewust en vrijwillig voor om bij haar nieuwe partner in [nieuwe woonplaats van de vrouw] te gaan en blijven wonen. Tevens is de rechtbank niet overtuigd van een doordachte voorbereiding van de verhuizing. Daarbij rekent de rechtbank het de vrouw aan dat zij haar proces om te komen tot een verhuizing volledig bij zichzelf heeft gehouden en parallel heeft laten lopen met gesprekken met de man over uitbreiding van de zorgregeling. Deze twee trajecten staan haaks op elkaar. Feitelijk maakt de verhuizing een gedeeld ouderschap, zoals partijen voor ogen stond, onmogelijk. Door de verhuisafwegingen voor zichzelf te houden heeft de vrouw geen open kaart gespeeld en de rol van de man hierin onterecht geminimaliseerd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de vrouw onvoldoende oog heeft gehad voor wat de gevolgen zouden zijn voor de man en zijn contact met [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , als zij met de vrouw zouden meeverhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] . Het zou niet alleen het einde betekenen van de doordeweekse contactmomenten. De vrouw acht het immers daarnaast wenselijk dat in de weekenden dat de kinderen bij de man verblijven, rekening gehouden wordt met de toekomstige sportactiviteiten van de kinderen in [nieuwe woonplaats van de vrouw] , waardoor het omgangsweekend in de praktijk naar alle waarschijnlijkheid pas na het sporten op zaterdag kan beginnen. Daardoor wordt een meer evenwichtige verdeling van de zorgtaken, die voor partijen eerder het uitgangspunt was, onmogelijk gemaakt.

4.14.

Wat betreft de belangen van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , is de rechtbank van oordeel dat zij meer gediend zijn bij voortzetting van hun verblijf in [woonplaats man] (en omgeving) dan bij een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] . De kinderen hebben hun hele leven in [woonplaats man] en sinds kort in [woonplaats] gewoond. Zij hebben daar hun sociale leven, school, sport, vriendinnetjes en ook familie. [kind 1] gaat naar het laatste jaar van haar middelbare school in [woonplaats] . Bij haar is sprake van ASS-problematiek, waarvoor zij hulpverlening ontvangt. [kind 2] gaat naar de HAVO en heeft een groot sociaal netwerk. [kind 3] gaat naar groep 8 van de basisschool en kijkt uit naar alle leuke activiteiten in dit laatste jaar, zoals de eindmusical. Voorts is sprake van een jeugdbeschermer die inmiddels al enige tijd bij het gezin betrokken is en die voor de kinderen een vertrouwd gezicht is. Al deze omstandigheden beziet de rechtbank in het licht van het feit dat de echtscheiding nog niet zo heel lang geleden is uitgesproken en dat in ieder geval de ouders, en ook de kinderen door recente aanvullende gebeurtenissen, nog veel moeten verwerken. Het is voor iedereen belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt. In dat kader acht de rechtbank het van belang dat de kinderen zich niet hoeven aan te passen aan een nieuwe woon- en schoolomgeving, dat ze met z’n drieën bij elkaar kunnen blijven en dat ook de reeds betrokken hulpverleners het gezin en de kinderen kunnen blijven bijstaan. De rechtbank is van oordeel dat deze belangen het meest gediend worden als de hoofdverblijfplaats van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] bij de man in [woonplaats man] wordt bepaald. Zij zal daarom beslissen zoals hierna is omschreven.

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken


Ga terug