Leger des Heils wil kinderen overplaatsen, pleegouders en moeder bezwaar; rechter acht verzoek niet voldoende onderbouwd

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

De rechter is het met de pleegouders en de moeder eens:

5 De beoordeling

Ingevolge artikel 1:336a lid 1 BW kan de voogd, indien de minderjarige door een ander dan zijn voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.

Het tweede lid van artikel 1:336a BW bepaalt dat voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank kunnen worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.

De kinderrechter overweegt als volgt. Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat hun verblijfplaats wordt gewijzigd.

Dit wordt althans onvoldoende onderbouwd. Een verzoek als het onderhavige, strekkende tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, is verstrekkend en heeft logischerwijs veel impact op de kinderen in kwestie en hun directe omgeving. Daarom mag van de verzoeker worden verwacht dat het verzoek voldoende onderbouwd wordt met feiten en met verklaringen van deskundigen, zoals een opvoedkundige, een pedagoog of een gedragswetenschapper. Met de advocaat van de pleegouders en de moeder is de kinderrechter van oordeel dat de voogdijinstelling haar verzoek, hoewel ze haar zorgen uitgebreid heeft beschreven, onvoldoende heeft onderbouwd. Ook is de kinderrechter niet voldoende duidelijk geworden op welke wijze de voogdijinstelling met de pleegouders heeft getracht om de zorgpunten met de pleegouders te bespreken. Een stappenplan of een lijst met verbeterpunten zou duidelijkheid hebben kunnen verschaffen, maar ook dit ontbreekt. De kinderrechter zal gezien vorenstaande het verzoek van de voogdijinstelling afwijzen. Het is onvoldoende duidelijk geworden waarom het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om hun verblijfplaats te wijzigen.


Ga terug