KNMG meldcode

KNMG-meldcode. Daarin is onder meer opgenomen:
 

Artikel 6. Informatie op verzoek van Veilig Thuis

1. Als een arts door VT als informant wordt benaderd, verstrekt hij alle informatie die hij tot zijn beschikking heeft en die noodzakelijk is om kindermishandeling en/of huiselijk geweld te stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. Hij verstrekt deze informatie bij voorkeur schriftelijk en met toestemming of medeweten van de betrokkenen.

2. Gaat het om volwassenengeweld en weigert het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor informatieverstrekking aan VT? Dan verstrekt de arts alleen informatie bij ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

3. Als VT een verzoek om informatie doet, onderbouwt VT dit zodanig dat de arts kan bepalen welke gegevens relevant zijn voor VT en welke niet. De arts houdt zich zo veel mogelijk bij feiten en gebeurtenissen en geeft het duidelijk aan als de informatie die hij verstrekt, van anderen afkomstig is.

4. De arts kan van informatieverstrekking afzien als daar gewichtige redenen voor zijn die het belang van zijn patiënt betreffen. De arts deelt een dergelijk afwijzend besluit gemotiveerd aan VT mee.

De in deze KNMG-meldcode opgenomen toelichting bij dit artikel vermeldt:

VT kan naar aanleiding van een melding besluiten om een onderzoek in te stellen. VT wint dan informatie in bij verschillende beroepskrachten in de omgeving van het (gezins)systeem, zoals leerkrachten, de jeugdgezondheidszorg, de betrokken hulpverlening et cetera. Ook artsen kunnen worden gevraagd om als informant van VT op te treden. In de regel gebeurt dit na het gesprek van VT met de betrokkenen. Zij zijn dan op de hoogte. Soms hebben zij zelfs een instemmingsverklaring getekend die VT aan de arts zal overleggen.

Als de melding daar aanleiding toe geeft, is VT bevoegd om vooronderzoek te doen zonder medeweten van de betrokkenen. Is zo’n vooronderzoek gaande, dan zal VT dit aan de arts melden, inclusief de reden hiervan. Ook kan VT de arts dan om informatie vragen die specifiek voor het vooronderzoek nodig is. De arts verstrekt dan alleen die specifieke informatie. Zodra het kan, zal VT aan de betrokkenen laten weten dat er vooronderzoek is gedaan, waarom dat is gedaan en welke informatie in dat kader door wie is verstrekt.

Voor iedere arts die van VT een verzoek om informatie krijgt, blijft het streven om deze informatie alleen te verstrekken met toestemming van betrokkenen. Het meldrecht uit de Wmo 2015 biedt echter ook ruimte om zonder toestemming informatie aan VT te verstrekken. Dit mag als dat ‘noodzakelijk is om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken’. Dit meldrecht is geregeld in artikel 5.2.6 Wmo 2015.

Deze meldcode gaat er vanuit dat er – als VT een onderzoek heeft ingesteld – per definitie sprake is van een noodzaak om een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te laten onderzoeken. Om die reden is er voor de arts in zo’n geval minder afwegingsruimte dan bij een spontane melding. De meldcode verlangt dus van de arts dat hij – als VT om informatie vraagt – de relevante informatie ook verstrekt. De arts wordt alleen nog geacht om zelf af te wegen welke gegevens relevant kunnen zijn voor het onderzoek en welke niet. VT zal hem daartoe de nodige informatie moeten verstrekken. Dit is – net als bij een spontane melding – alleen anders als er sprake is van volwassenengeweld en het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid weigert om toestemming te geven voor informatieoverdracht. In dat geval verstrekt de arts alleen informatie bij ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

De arts kan alleen in hoge uitzonderingssituaties afzien van informatieverstrekking aan VT, namelijk om ‘gewichtige redenen, die het belang van de betrokkene(n) betreffen’. De arts moet dit dan expliciet motiveren tegenover VT. Zie ook de Model Samenwerkingsafspraken informatieuitwisseling in verband met aanpak kindermishandeling tussen (geestelijke) gezondheidszorg, AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming.

De meldcode verlangt dat de arts – óók als een instemmingsverklaring is getekend – de betrokkenen zo mogelijk vooraf laat weten welke informatie hij van plan is te verstrekken, aan wie en waarom. Lukt het de arts niet om dit vooraf te doen, dan doet hij dit zo snel mogelijk achteraf.

Bij mondelinge informatieoverdracht verdient het aanbeveling dat de arts vooraf ter accordering een concept ontvangt van de informatie die VT registreert.