hoge eisen moeten worden gesteld aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

Het verzoek van de Raad is gebaseerd op twee onderzoeksbevindingen. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd vanwege opgelopen trauma’s en vanwege het ontbreken van omgang met hun vader. De kinderrechter bespreekt deze gronden hieronder.

Wat betreft de gestelde trauma’s is de kinderrechter – net als de vader en de moeder – van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting dit niet is gebleken. Weliswaar heeft het gezin door hun vlucht uit Afghanistan in 2012, het huiselijke geweld en de scheiding in 2015 al veel meegemaakt, maar de kinderen doen het goed op school, zitten op een sport en de onderlinge band is liefdevol. Ondanks dat er sinds de echtscheiding verschillende vormen van hulpverlening hebben plaatsgevonden, is niet duidelijk geworden of hier (vermoedens van) trauma’s zijn vastgesteld. Op dit moment gaat het goed met het gezin en accepteren zij hulpverlening in het vrijwillig kader door het wijkteam, een bewindvoerder en een jongerencoach voor de kinderen. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, zo vertoond [voornaam minderjarige 1] zelfbepalend gedrag en weet [voornaam minderjarige 3] zijn emoties niet goed te uiten, maar dit is onvoldoende om te spreken van een ernstige bedreigde ontwikkeling. Bovendien lijkt extra hulpverlening juist te zorgen voor meer stress bij het gezin.

Met betrekking tot het tot stand brengen van omgang tussen de vader en de kinderen als reden voor een ondertoezichtstelling heeft de Hoge Raad in eerdere rechtspraak uitgelegd dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling. 

De Raad en de vader hebben gesteld dat de vader een ontwikkeling heeft doorgemaakt en zijn orthodoxe ideeën heeft losgelaten. Hij werkt fulltime en is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Het zou goed zijn als de vader weer een rol in het leven van de kinderen gaat spelen. Doordat er momenteel geen sprake is van omgang is er sprake van een ernstige bedreigde ontwikkeling van de kinderen. Ook is er geen vertrouwen in dat de omgang vrijwillig zal plaatsvinden, omdat de moeder op dit punt niet in staat is haar kinderen tot omgang te bewegen. De kinderrechter is van oordeel dat de ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen niet concreet is onderbouwd. Gelet op de hiervoor besproken rechtspraak van de Hoge Raad is het verzoek dan ook onvoldoende onderbouwd en zal de kinderrechter het afwijzen.

Wel merkt de kinderrechter nog het volgende op. Ter zitting is duidelijk geworden dat de partijen de eerdere omgang tussen de vader en de kinderen op de gang hebben besproken. De vader heeft aangegeven dat hij niet meer met de moeder bezig is en heeft toegezegd de kinderen niet meer met zijn mening over haar te belasten. Dit heeft hij op zitting herhaald. Daarbij heeft [voornaam minderjarige 1] in gesprek met de kinderrechter duidelijk gemaakt dat hij bereid is om omgang met de vader te hebben. De omgang heeft eerder ook een periode onbelast kunnen plaatsvinden en dat was toen voor de vader en de kinderen leuk. Ook de moeder stelt dat een oplossing van dit probleem kan zijn dat de vader omgang heeft met de kinderen. Ook de kinderrechter denkt dat het goed kan zijn voor de kinderen als zij weer contact kunnen hebben met hun vader, als dit onbelast kan plaatsvinden. De kinderrechter hoopt dan ook dat partijen onderling tot afspraken kunnen komen, waarbij stapje voor stapje het vertrouwen wordt hersteld.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst het verzoek van de Raad af, voor zover hierop niet eerder is beslist.


Ga terug