Het Hof gaat niet mee met William Schrikker

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

Het hof overweegt het volgende.

3.7.1.

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.

3.7.2.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW/Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

3.7.3.

Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat er thans geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat er niet meer is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW. Het hof overweegt daartoe het volgende.

3.7.4.

[minderjarige] is een jong kind met een ernstige aandoening. Ten tijde van de verlening van de ondertoezichtstelling waren er nog altijd flinke zorgen over de situatie waarin hij opgroeide en was de woonsituatie van de ouders en hun relatie niet duidelijk.

De GI geeft aan zorgen te houden over de ontwikkeling van [minderjarige] . De zorgen van de GI zien met name op de rol van de vader in de opvoeding van [minderjarige] , de conflicten en ruzies (in het verleden) tussen de ouders waar [minderjarige] bij aanwezig is (geweest) en onduidelijkheid over de financiële situatie van de ouders.

Er wordt door het hof echter op dit moment geen concrete ontwikkelingsbedreiging meer gezien voor [minderjarige] . Het hof is, ondanks de zorgen van de GI, van oordeel dat de GI ontoereikend gemotiveerd heeft waarom het kader van de ondertoezichtstelling nog altijd geïndiceerd is. Uit de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling van het hof is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] . Hij ontwikkelt zich goed en is een vrolijke dreumes. De moeder woont met [minderjarige] in [plaats 1] , de vader in [plaats 2] en zij bezoeken elkaar regelmatig enkele dagen over en weer. Niet gebleken is dat er zodanige financiële zorgen zijn dat het gezin met [minderjarige] daarmee in de problemen komt en hij daardoor in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft duidelijk de regie en de hoofdzorg voor [minderjarige] en het contact tussen de ouders onderling loopt over het algemeen goed. Het netwerk van de moeder is steunend. Ondanks dat [minderjarige] extra zorg nodig heeft vanwege het syndroom van West zijn de ouders goed in staat om zelf te beoordelen wat in het belang is van [minderjarige] en schakelen zij zo nodig hulp in. Zo heeft de moeder recent adequaat gehandeld door de huisarts in te schakelen toen [minderjarige] ziek was en heeft daarbij eveneens de hulp ingeschakeld van haar familie. Gebleken is ook dat de moeder tot kort geleden een goed contact had met [instantie] en deze zorg accepteert. Het hof heeft er dan ook vertrouwen in dat de moeder deze hulpverlening voortzet of elders een vergelijkbare hulpverleningsinstantie benadert zoals stichting [stichting] om haar (en de vader) in het vrijwillig kader te ondersteunen bij de opvoeding en zorg van [minderjarige] .

3.8.

Nu, zoals hiervoor is vastgesteld, niet meer is voldaan aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling, zal de hof de bestreden beschikking vernietigen en alsnog het verlengingsverzoek van de GI afwijzen voor de periode met ingang van de datum van deze beschikking van het hof.


Ga terug