Grootouders krijgen begeleide omgang

Jurisprudentie i.v.m. grootouders >>
3.8.

De raad heeft ter zitting - samengevat - als volgt geadviseerd.

De grootouders hebben altijd een grote rol gehad in het leven [minderjarige] en de raad acht het voor [minderjarige] van belang dat het contact tussen haar en haar grootouders wordt hersteld.

Er zijn goede voorzieningen om de omgang tussen [minderjarige] en de grootouders te faciliteren en te begeleiden, zodat de problematiek van de moeder geen beletsel vormt om deze omgang tot stand te brengen. Zo nodig kan de therapeut van de moeder in dit proces worden betrokken om te voorkomen dat het contactherstel aan het geestelijk herstelproces van de moeder in de weg staat. Het is niet in het belang van [minderjarige] om te wachten totdat de moeder volledig is hersteld.

3.9.

Het hof overweegt als volgt.

3.9.1.

Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat.

Op grond van het tweede lid kan de rechter op verzoek van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen.

Op grond van het derde lid kan de rechter het recht op omgang slechts ontzeggen op één van de in dit lid genoemde gronden.

3.9.2.

Allereerst dient het hof vast te stellen of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en haar grootouders.

De familierechtelijke verwantschapsrelatie is hiertoe niet voldoende; er dienen bijkomende omstandigheden naar voren te worden gebracht.

Door de moeder is niet weersproken dat zij met [minderjarige] enige maanden bij de grootouders in gezinsverband heeft samengewoond.

Verder is uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard gebleken, dat de moeder en [minderjarige] in het verleden regelmatig bij de grootouders verbleven, waarbij de grootouders ook een deel van de verzorging van [minderjarige] op zich hebben genomen. Dit blijkt onder meer uit de betrokkenheid van de grootmoeder bij de diabetesproblematiek van [minderjarige] , waarbij de grootmoeder ook aanspreekpunt is geweest voor het kinderdagverblijf en school en zij bevoegd was om [minderjarige] zo nodig injecties toe te dienen.

De grootouders hebben meer dan zes jaar een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] gespeeld en een goed contact met haar gehad.

Op grond van het voorgaande staat vast dat er sprake is geweest van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en [minderjarige] en zijn de grootouders derhalve ontvankelijk in hun verzoek. Dat er al enige tijd geen contact is geweest maakt dit niet anders. Het verzoek van de moeder in incidenteel appel wordt derhalve afgewezen.

3.9.3.

...

Alhoewel het hof onderkent dat er bij de moeder sprake is van psychische problematiek, die mogelijk samenhangt met de ervaringen uit haar jeugd, is er geen sprake is van een ontzeggingsgrond, zoals bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW.

De gevolgen van het contactherstel op de gesteldheid van de moeder kunnen, zoals door de raad ook is geadviseerd, voor een groot deel worden ondervangen door de inzet van een professionele instelling die de omgangsregeling begeleidt, zodat het volledige herstel van de moeder, dat volgens haar therapeut nog geruime tijd in beslag gaat nemen, niet hoeft te worden afgewacht.

Een omgangshuis kan de moeder - wellicht in samenspraak met de therapeut van de moeder - handvatten bieden om met de mogelijke spanningen die het contactherstel met zich meebrengt, om te gaan. Op deze wijze zullen de spanningen voor [minderjarige] ook tot een minimum kunnen worden beperkt.

3.9.4.

Mede gelet op het advies van de raad zal het hof partijen verwijzen naar Stichting Combinatie Jeugdzorg te [vestigingsplaats] voor een begeleide omgangsregeling (BOR), met als doel, te komen tot onbegeleide omgang.

De vorm, frequentie en duur van de begeleide omgang zal aan Stichting Combinatie Jeugdzorg worden overgelaten. Stichting Combinatie Jeugdzorg dient uiterlijk op de hierna te vermelden datum schriftelijk aan het hof te rapporteren.


Ga terug