Grootmoeder krijgt geen omgang met kleinkinderen

Jurisprudentie i.v.m. grootouders >>

De oma kan zich niet verenigen met de beschikking waarvan beroep en betoogt dat er op dit moment wel draagkracht en draagvlak is voor het herstel van het contact tussen de kinderen en de oma. Uit het raadsrapport van 30 maart 2020 blijkt dat de therapeutische behandelingen van de kinderen voor rust hebben gezorgd en de oma gaat er dan ook vanuit dat het momenteel goed gaat met de kinderen en dat zij voldoende weerbaar zijn om contact met haar te hebben. Het feit dat de kinderen eerder hebben aangegeven geen contact te willen hebben met de oma, is het gevolg van een loyaliteitsconflict omdat de moeder de oma afwijst, dan wel een vereenzelviging van de oma met de vader. De oma heeft de moeder altijd gezien en behandeld als een eigen dochter en wenst dan ook contact met de kinderen te hebben met haar instemming. De oma staat open voor deskundige begeleiding om hun onderlinge communicatie te verbeteren.

5.7

De moeder stelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het vaststellen van een omgangsregeling gezien de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is. Uit het raadsrapport van 30 maart 2020 is juist naar voren gekomen dat de kinderen getuige zijn geweest van spanningen en conflicten bij de oma thuis tussen de vader, zijn partner en de oma. Deze situatie heeft een negatieve invloed gehad op de ontwikkeling van de kinderen. Hiervoor zijn ze ook onder behandeling geweest bij een kinderpsycholoog. Deze therapie is met goed gevolg afgerond waardoor het beter gaat met de kinderen. De moeder is van mening dat het vaststellen van een omgangsregeling met de oma een onaanvaardbaar risico oplevert dat de huidige positieve ontwikkeling van de kinderen wordt doorbroken, temeer nu de kans aanwezig is dat, als de oma de kinderen weer gaat zien, de vader daarbij ook betrokken wordt. Een omgangsregeling komt daardoor in strijd met hun zwaarwegende belangen, aldus de moeder.

5.8

De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd geen omgangsregeling vast te leggen. De raad vindt de wens van de oma daartoe terecht en begrijpelijk, maar er is geen draagvlak voor onbelast contact met de kinderen. De kinderen zijn kwetsbaar en belast door een turbulente jeugd. Zij hebben zelf ook aangegeven dat zij rust willen. Daarnaast is sprake van een slechte verstandhouding tussen de moeder en de oma en is bij de moeder geen bereidheid hieraan te werken, hetgeen de vaststelling van een omgangsregeling eveneens in de weg staat. Benoeming van een bijzondere curator lost het probleem van de basisvoorwaarden voor goede omgang niet op. Tevens zal dit een extra belasting met zich meebrengen voor de kinderen, aldus de raad.

5.9

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht het hof zich voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen. Anders dan de oma meent, is nader onderzoek door de raad en de benoeming van een bijzondere curator niet nodig.

Uit het raadsrapport van 30 maart 2020 blijkt dat de kinderen een zeer belast verleden hebben, met name door de drugsverslaving van de vader en de daaruit gevolgde problematiek . Mede uit de informatie van de psycholoog blijkt dat de kinderen veel hebben meegemaakt tijdens de omgangsmomenten met de vader en de oma. Zij waren getuige van spanningen en conflicten tussen de vader, zijn partner en de oma. Dit heeft voor veel onrust gezorgd bij de kinderen en leidde tot een al dan niet tijdelijke verstoring in hun ontwikkeling. Hiervoor zijn zij in behandeling geweest bij een kinderpsycholoog. Deze therapie is met goed gevolg afgerond, waardoor het nu beter gaat met de kinderen.

Uit het gesprek dat de voorzitter met [kind 1] heeft gevoerd, blijkt dat [kind 1] voorlopig geen enkele omgang met de oma wil, zelfs niet telefonisch of via een kaart. Zij heeft op dit moment behoefte aan rust.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is ook gebleken dat de oma en de moeder elkaar veel verwijten en dat het niet mogelijk lijkt om hierin op korte termijn verandering in te bewerkstelligen. Bij bemiddelingsgesprek, zoals door de raad is geopperd, of mediation, is de oprechte intentie om tegenstellingen te overbruggen van beide deelnemers een minimale vereiste, hetgeen op dit moment niet haalbaar lijkt.

Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang is van de kinderen. Net als de rechtbank overweegt het hof dat bij de kinderen hiervoor op dit moment geen draagkracht en geen draagvlak is. De kinderen zijn gebaat bij de rust en stabiliteit die zij nu ervaren na veelvuldig blootgesteld te zijn aan spanningsvolle situaties die niet bij hun rol en leeftijd passen. Het opleggen van een omgangsregeling waarvoor [kind 1] nu niet open staat, zal zelfs een averechts effect kunnen hebben op een eventuele toenadering van de kinderen tot de oma in de toekomst.

Gelet hierop zal het hof het verzoek van de oma tot het vaststellen van een omgangsregeling afwijzen.

Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder toegezegd de oma tegemoet te willen komen door één keer per twee à drie maanden in een emailbericht informatie over de kinderen aan de oma te verstrekken, dat wil zeggen een kort verslag met betrekking tot het welzijn van de kinderen vergezeld van een recente foto. Het hof heeft het besprokene ter zitting aldus verstaan dat de oma niet zal reageren op deze informatieve emailberichten, maar deze informatie enkel ter kennis zal aannemen.


Ga terug