Geschillenregeling is uiterst middel

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

De beoordeling

Op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, met uitzonderling van gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, aan de kinderrechter worden voorgelegd.

Dit artikel is bedoeld als vangnet, aldus als uiterst middel, voor geschillen die niet op een andere wijze kunnen worden beslecht, bijvoorbeeld door middel van een andere daartoe aangewezen procedure of door middel van onderling overleg.

De kinderrechter verwijst naar de uitspraak van 18 juni 2015 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2015:4340). Uit die uitspraak volgt dat van partijen mag worden verwacht dat zij, voordat zij de kinderrechter in dit verband verzoeken te bemiddelen of te beslissen, eerst zelf inspanningen verrichten om tot een vergelijk te komen en dat deze inspanningen redelijk en aantoonbaar moeten zijn.

Vaststaat dat het gezin een lange hulpverleningsgeschiedenis kent en dat de samenwerking tussen de moeder en de GI moeizaam verliep. Dat neemt evenwel niet weg dat van de advocaat van de vrouw redelijke en aantoonbare inspanningen mogen worden verwacht, temeer nu hij sinds kort en in ieder geval sinds 13 juni 2016 de moeder bijstaat en de jeugdbeschermer eveneens sinds drie maanden bij [minderjarige] is betrokken.

Nu de advocaat ter zitting desgevraagd heeft aangegeven geen poging te hebben gedaan dit geschil met de moeder en de GI op te lossen, is het verzoek naar het oordeel van de kinderrechter voortijdig gedaan.

De kinderrechter ziet in het voorgaande aanleiding het verzoek af te wijzen.


Back