Geen verlenging OTS (en dus UHP): geen bedreiging meer, en GI doet helemaal niets

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

5.2

De moeder kan zich met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] niet verenigen. Zij voert aan dat niet langer sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] . Zij betwist dat sprake zou zijn van een gesloten (familie)systeem. De moeder en de grootouders staan open voor hulpverlening. Volgens de moeder is er nauwelijks contact met de GI en neemt de GI geen initiatief. [de minderjarige] wil graag weer bij haar en bij zijn broertje [E] wonen. [de minderjarige] mist hen heel erg. Het gaat goed met [de minderjarige] . Hij doet het goed op school en hij doet fanatiek aan sport. De ontwikkelingsbedreigingen en zorgen zoals genoemd in het rapport van de raad uit 2018 zijn mede dankzij de door haar ingezette hulpverlening niet meer aanwezig. [de minderjarige] is niet meer game verslaafd en is niet agressief. Zij is zich ervan bewust dat het voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] goed is als er contact is met zijn vader, maar de GI heeft nog geen enkele poging gedaan om het contact tussen [E] en de vader te herstellen. Het kan dan ook niet aan haar worden toegeschreven dat er nog geen contact heeft plaatsgevonden. Vanuit de GI wordt geen hulpverlening ingezet. Het doel van de ondertoezichtstelling is niet duidelijk. Er gebeurt helemaal niets. Een ondertoezichtstelling is dan ook niet meer nodig, aldus nog steeds de moeder.

5.3

Het hof is met de moeder van oordeel dat niet is gebleken van gronden die een ondertoezichtstelling op dit moment nog langer kunnen rechtvaardigen, zodat het hof de ondertoezichtstelling niet langer zal verlengen.

Uit het rapport van de raad uit 2018 bleek dat er zorgen waren over het gedrag van [de minderjarige] (verbaal en fysiek agressief, zelfbepalend en emotie-regulatieproblemen), over zijn verslavingsproblematiek (gamen) en gevoelens van depressie.

Daarvan is thans niet meer gebleken. Volgens de GI zijn de signalen die over [de minderjarige] zijn binnengekomen overwegend positief. Op school gaat het goed met [de minderjarige] . De agressieve buien zijn niet meer actueel en [de minderjarige] ontwikkelt zich ook op sociaal gebied goed.

De jeugdzorgwerker heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat er nog steeds onvoldoende zicht is op [de minderjarige] en dat daarom de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, maar het hof acht alleen dat onvoldoende grond voor de voortzetting van de ondertoezichtstelling.

Weliswaar was één van de doelstellingen van de ondertoezichtstelling ook om contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen en is dit contactherstel nog steeds niet tot stand gebracht, maar er is op dit moment geen enkele verwachting dat, mede de leeftijd van [de minderjarige] in aanmerking genomen en het feit dat [de minderjarige] bij herhaling heeft verklaard geen contact met zijn vader te willen, dit contactherstel nog wel gaat gebeuren voor de meerderjarigheid van [de minderjarige] . Daarbij betrekt het hof ook dat ter mondelinge behandeling is gebleken dat de GI de brief van de vader van 4 maart 2020 nog steeds niet met [de minderjarige] heeft besproken en er door de GI nog geen enkele poging is ondernomen om contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen.

Alles bij elkaar genomen is het hof van oordeel dat niet langer sprake is dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en/of dat sprake is van gronden die een ondertoezichtstelling nog langer rechtvaardigen zodat het hof de ondertoezichtstelling met ingang van heden zal opheffen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot heden en te vernietigen voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf heden en zal het hof beslissen als hierna zal worden vermeld.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 december 2019 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot heden;

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 december 2019 voor zover de daarin uitgesproken (verlenging van de) ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf heden,


Ga terug