Geen uithuisplaatsing meer, geen ondertoezichtstelling

Jurisprudentie i.v.m. uithuisplaatsing >>

 

Het hof overweegt als volgt. De zorgen die ten tijde van het nemen van de bestreden beschikking bestonden over de schoolgang van [de minderjarige2] zijn niet langer aanwezig.

Gebleken is dat [de minderjarige2] inmiddels naar een nieuwe school gaat waar hij goed op zijn plek zit. Er is in de ochtend dan ook geen strijd meer met [de minderjarige2] om hem naar school te krijgen, zodat van veelvuldige afwezigheid op school geen sprake meer is. Hier komt bij dat [de minderjarige2] in de ochtend wordt opgehaald met schoolvervoer, waardoor hij bovendien op tijd is.

De in de bestreden beschikking nog ‘pril’ genoemde positieve ontwikkeling van de samenwerking van de moeder met [naam1] heeft zich in de afgelopen periode voortgezet: gebleken is dat deze samenwerking al geruime tijd goed verloopt. De moeder en haar begeleider bespreken elke week welke hulp nodig is, waarna daar afspraken over worden gemaakt.

Ook de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij gezien de positieve ontwikkelingen in de afgelopen tijd mogelijkheden ziet om de ondertoezichtstelling af te sluiten en over te dragen naar het vrijwillig kader. Hoewel er nog een onderzoek loopt bij [naam2] , hoeven de resultaten van dat onderzoek niet te worden afgewacht. De resultaten van het onderzoek kunnen in het vrijwillig kader worden opgepakt, aldus de GI.

5.3

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet is gebleken van gronden die een ondertoezichtstelling op dit moment nog langer rechtvaardigen. Het hof zal de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] dan ook met ingang van de datum van deze beschikking opheffen.

Machtiging uithuisplaatsing [de minderjarige1]

5.4

Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.

5.5

Het hof overweegt als volgt. [de minderjarige1] is inmiddels vijf jaar uit huis geplaatst en gebleken is dat de gedragsproblemen van [de minderjarige1] de afgelopen jaren niet zijn verbeterd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI in dit kader verklaard dat er geen behandeling kan worden ingezet zolang er bij [de minderjarige1] geen duidelijkheid bestaat over haar opgroeiperspectief.

Het hof acht het in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk dat de voor haar benodigde hulpverlening zonder verdere vertraging kan worden ingezet. Anders dan de GI is het hof van oordeel dat [de minderjarige1] de daarvoor benodigde duidelijkheid niet verkrijgt door een verdere verlenging van de uithuisplaatsing. Een uithuisplaatsing is een tijdelijke maatregel met als doel te werken aan thuisplaatsing. Mede als gevolg van de jaarlijkse verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing blijft het zolang deze maatregel loopt voor [de minderjarige1] onduidelijk waar zij zal opgroeien. Hierbij acht het hof tevens van belang dat de GI heeft laten weten dat zij niet van plan is om een gezagsbeëindigende maatregel te verzoeken.

Door de moeder is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep onweersproken gesteld dat zij in staat is de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige1] zonder vertraging in te zetten indien [de minderjarige1] weer thuis komt te wonen. De moeder heeft verder onderbouwd verklaard dat zij binnen het kader van een ondertoezichtstelling in staat is voor [de minderjarige1] te zorgen en dat zij een duidelijk idee heeft over wat [de minderjarige1] nodig heeft. Zij heeft, kortom, een plan.

5.6

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het belang van [de minderjarige1] zich verzet tegen een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.


Ga terug