Criteria eenhoofdig gezag

Jurisprudentie i.v.m. gezag, omgang en informatie na scheiding >>

Het hof overweegt als volgt. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.

5.7

Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat thans onvoldoende grond bestaat om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Hoewel het hof is gebleken dat de communicatie sinds het uiteengaan van partijen moeizaam verloopt, lijkt de verhouding tussen partijen "“ zoals door beiden ter zitting verklaard "“ toch tot rust te zijn gekomen. Daar komt bij dat het hof van oordeel is dat deze moeizame communicatie nimmer betrekking heeft gehad op problemen rondom de gezagsuitoefening, maar gelegen was in de (niet lopende) zorgregeling. De vader heeft in zijn inleidend verzoek aan de rechtbank verzocht hem met het eenhoofdig gezag te belasten, enkel omdat de zorgregeling niet goed verliep. Inmiddels verloopt de zorgregeling, waaraan door de rechtbank dwangsommen zijn verbonden ten laste van beide partijen, goed. Voorts is het hof gebleken dat partijen inmiddels incidenteel met elkaar over de e-mail communiceren en dat telefonisch contact in spoedgevallen (zo heeft de praktijk uitgewezen) mogelijk is. Daar komt bij dat de moeder meer betrokkenheid van de vader bij de school van de minderjarigen, waaronder de schoolkeuze, juist op prijs stelt. Het hof is van oordeel dat het communicatieprobleem tussen de ouders niet zodanig is dat de minderjarigen klem of verloren dreigen te raken tussen de ouders. De stelling van de raad dat nu het eenhoofdig gezag bij de moeder ligt er rust is gekomen tussen partijen, maakt dit gelet op het wettelijk criterium niet anders. Ook is niet gebleken dat beëindiging van het gezamenlijk gezag thans in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Het hof acht de enkele angst van de moeder dat de vader met de minderjarigen zal vertrekken naar [land] om niet meer terug te keren daartoe onvoldoende. De moeder heeft deze angst niet nader onderbouwd en uit het raadsrapport volgt dat er in het onderzoek onvoldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat de vader dit zal doen. Het hof is daarom van oordeel dat de wettelijke gronden om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, zich in de gegeven omstandigheden niet voordoen. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder alsnog afwijzen.


Ga terug