Bijzonder curator

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet en overweegt daaromtrent het navolgende.

Het hof is van oordeel dat er in het belang van [minderjarige] rust moet komen en dat [minderjarige] kan toekomen aan het verwerken van de ingrijpende gebeurtenissen die in haar leven hebben plaatsgevonden.

Het hof heeft moeten constateren dat [minderjarige] zich niet gehoord voelt door de GI en er op dit moment geen enkel vertrouwen is van [minderjarige] in de GI, die (samen met [minderjarige] ) de weg moet bepalen voor deze verwerking; een weg waarin de juiste keuze voor therapieën van groot belang is.

Dit wantrouwen van [minderjarige] in de GI leidt tot een conflict tussen haar en de GI en leidt er vervolgens toe dat [minderjarige] niet toekomt aan deze verwerking.

De GI meent – kort gezegd – dat er van een conflict dat benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt, geen sprake is.

Het hof acht het echter in het belang van [minderjarige] wel noodzakelijk om een bijzondere curator (art. 1: 150 BW) te benoemen die haar buiten en in rechte vertegenwoordigt in dit conflict met de GI. Dat betekent dat de bijzondere curator op korte termijn gesprekken dient te voeren teneinde te bezien of een oplossing buiten rechte voor dit conflict gevonden kan worden en, indien geen oplossing buiten rechte gevonden kan worden, over dient te gaan tot een verzoek in rechte voor wisseling van de voogdij. Binnen een termijn van drie maanden verwacht het hof dat er duidelijkheid is of een dergelijk verzoek in rechte zal worden gedaan. Het hof zal om die reden de bijzondere curator voor een periode van drie maanden benoemen, althans, indien binnen die drie maanden een procedure is gestart voor wisseling van de voogdij, tot het moment dat er een einduitspraak is in eerste aanleg in die eventuele procedure voor wisseling van de voogdij.

Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling de noodzaak en deze doelstelling van de benoeming van een bijzondere curator aan [minderjarige] en de GI voorgehouden en na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben zowel [minderjarige] als de GI ingestemd met de benoeming van een bijzondere curator en de keuze van de bijzondere curator aan het hof overgelaten.


Back