16-jarige kan overleg met ouders over plan van aanpak niet blokkeren

Jurisprudentie overig (o.a. klachtjurisprudentie) >>

Ten aanzien van het betrekken van de ouders door de GI bij een hulpverleningsplan/plan van aanpak (hierna: het plan) in het kader van de ondertoezichtstelling overweegt het hof nog het volgende.

Tijdens de mondelinge behandeling is door de GI bevestigd dat zij geen schriftelijk plan aan de ouders heeft doen toekomen. Als reden is naar voren gebracht dat [de minderjarige] geen toestemming heeft verleend om het plan te delen met de ouders. De ouders hebben weinig tot geen informatie gekregen over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Zij voelen zich machteloos en voelen zich niet gehoord door de GI. Zij zien niet op welke wijze gewerkt wordt aan het herstel van het contact tussen [de minderjarige] en zijn ouders.

Het hof overweegt dat op grond van artikel 4.1.3 Jeugdwet het plan op schrift gesteld dient te worden indien sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel. Kenmerk van verantwoorde hulp is dat wordt gewerkt op basis van een plan waarover is overlegd met de jeugdige en de ouders en dat is afgestemd op de behoeften van de jeugdige. Indien sprake is van pleegzorg vindt over het plan tevens overleg met de betrokken pleegouder(s) plaats.

Een belangrijke taak van de GI is het bieden van hulp en steun en dit wordt nader beschreven in artikel 1:262 BW. Deze hulp is gericht op het bevorderen van de gezinsband, ook in de gevallen waarin bij de minderjarige de ontwikkeling naar zelfstandigheid centraal staat (Kamerstukken II 2008/9, 32015, nr 3, p. 27). De GI biedt zelf geen jeugdhulp aan (art. 3.2 lid 2 Jeugdwet), maar treedt op als casusregisseur en heeft tot taak een jeugdhulpaanbieder in te schakelen. In het plan wordt aan de hand van de ontwikkelingsbedreigingen geconcretiseerd op welke wijze gewerkt zal worden aan de vermindering hiervan en welke inzet van betrokkenen wordt verwacht.
Het hof acht het derhalve onbegrijpelijk dat de ouders niet kunnen beschikken over het plan. Een verwijzing door de GI naar het feit dat [de minderjarige] zeventien jaar is en geen toestemming geeft om informatie te delen, suggereert dat op het plan het toestemmingsregime van artikel 7.3.5 Jeugdwet van toepassing is. Vanwege de bekwaamheid van de jeugdige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, zou zijn toestemming vereist zijn en zou hij informatieverstrekking hierover kunnen blokkeren. Deze interpretatie acht het hof onjuist. Het plan is op zichzelf geen jeugdhulp, maar de basis van de wijze waarop de GI op een transparante en toetsbare wijze de ondertoezichtstelling uitvoert. Voor zowel de ouders als [de minderjarige] dient dit duidelijk en kenbaar te zijn.


Back