Verlenging ots alleen voor omgang? Nee.

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

De beoordeling

Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. Eén van die gronden is dat er sprake moet zijn van een ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van het kind.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op dit moment enkel is gericht op het tot stand brengen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Noch van de zijde van de GI, noch van de zijde van de vader zijn ontwikkelingsbedreigingen genoemd, anders dan het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter stelt voorop dat het in het algemeen voor de ontwikkeling van een kind belangrijk is dat het omgang heeft met beide ouders. Het ontbreken van die contacten, zoals thans het geval, betekent echter niet vanzelfsprekend dat de minderjarigen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De enkele stelling van de GI dat dit het geval is, levert geen toereikende grondslag op voor een ondertoezichtstelling. Evenmin komen uit de stukken en het verhandelde ter zitting concrete aanwijzingen naar voren dat er zorgen zijn over de veiligheid en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , zodanig dat sprake is van een ernstige bedreiging van hun zedelijke of geestelijke belangen.

Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan de eisen die de wet aan het opleggen of verlengen van een ondertoezichtstelling stelt. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.

Het voorgaande betekent niet dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] geen contact met hun vader zouden mogen hebben. Niet ondenkbaar is dat – wanneer de kinderen niet meer de druk van de ondertoezichtstelling ervaren – er op enig moment ruimte ontstaat dat contact voorzichtig weer aan te gaan. Het is dan aan de ouders de kinderen daarvoor de ruimte en de impliciete toestemming te geven.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst het verzoek van de GI af.


Ga terug