Hier gaat OTS niet helpen

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

Het hof overweegt het volgende.

3.6.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

  1. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

  2. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

3.6.2.

Het hof is van oordeel dat hiervan geen sprake is en overweegt daartoe het volgende.

3.6.3.

Op het moment dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld was er bij haar al lange tijd sprake van een negatief vaderbeeld en weigerde [minderjarige] al sinds lang contact met haar vader. Er was sprake was van ingewikkelde systeemproblematiek binnen het gezin, vanwege de dynamiek die er tussen de moeder, de vader en [broer] speelde. Verder heeft de vader zelf een grote bijdrage geleverd aan het ontstaan van het negatieve vaderbeeld bij [minderjarige] . Zijn positieve medewerking zal daarom onontbeerlijk zijn wanneer zou worden geprobeerd om het negatieve vaderbeeld van [minderjarige] bij te stellen. Sinds de ondertoezichtstelling is uitgesproken is het de GI niet gelukt om met de vader afspraken te maken en in contact te blijven en is de vader uit beeld geraakt. Tussen de vader en [broer] is er sinds enige tijd evenmin contact, zodat voornoemde systeemproblematiek, op dit moment althans, niet meer op de voorgrond staat.

Bij deze stand van zaken ziet het hof geen reƫle kans dat een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor haar tot enige positieve verandering leidt. [minderjarige] heeft bovendien zelf te kennen gegeven dat zij nu vooral behoefte heeft aan rust. Zij heeft al EMDR-therapie gehad en die heeft haar volgens de moeder goed gedaan.

Mocht de systeemproblematiek in de toekomst weer een rol gaan spelen, of mochten er andere zorgelijke signalen zijn, dan kan de jeugdzorgwerker, die in verband met [broer] in het gezin komt, dit signaleren en heeft het hof er vertrouwen in dat eventueel noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] binnen het vrijwillig kader kan worden vormgegeven.

3.7.

Het voorgaande betekent dat het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] alsnog dient te worden afgewezen.


Ga terug