Een ots om de hulpverlening te kunnen volgen? Geen denken aan

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

Wat vindt de kinderrechter van het verzoek?

De kinderrechter heeft alle stukken gelezen en geluisterd naar wat aan hem is verteld tijdens de mondelinge behandeling. Hij vindt dat uit een en ander blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd. Dat komt door hun belaste voorgeschiedenis, maar ook doordat zij hulp nodig hebben die in het verleden niet altijd even goed door hun beide ouders werd geaccepteerd. Het is goed dat de moeder op dit moment samenwerkt met de hulpverlening en ook voor haar persoonlijke problemen hulp heeft gezocht en gevonden bij Lentis.

Het is namelijk de vraag of wel aan alle voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldoen. Artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek stelt daarvoor immers ook de eis dat de ouders de zorg voor hun kinderen niet of niet voldoende accepteren. Die situatie is op dit moment niet aan de orde.

De Raad heeft desgevraagd toegelicht dat hij in het afgelopen jaar eerder onderzoek heeft gedaan en toen wel heeft geconstateerd dat de moeder de zorg voor de kinderen niet voldoende accepteert. Hieraan kent de kinderrechter echter geen betekenis toe. Daarvoor is redengevend dat hij het verzoek moet beoordelen aan de hand van de nu geldende feiten en omstandigheden. Bovendien heeft de Raad zijn eerdere onderzoek afgesloten met een terugverwijzing naar de hulpverlening in een vrijwillig kader. Ook uit het voorliggende onderzoeksrapport van de Raad kan niets anders blijken dan dat de ouders op dit moment de zorg die hun kinderen nodig hebben, voldoende accepteren.

De kinderrechter begrijpt het dat de Raad het wenselijk vindt dat de hulpverlening wordt gevolgd en dat met de ondertoezichtstelling de continuïteit van de hulpverlening wordt geborgd. Die wenselijkheid vertaalt zich echter niet in een juridisch relevant argument om de verzochte kinderbeschermingsmaatregel te nemen.


Ga terug