OTS i.v.m. omgang vader: ja

Jurisprudentie i.v.m. ondertoezichtstelling >>

5.8

Hoewel de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling sinds 1 januari 2015 zijn gewijzigd, gaat het hof ervan uit dat de maatstaf die de Hoge Raad met betrekking tot de omgangsondertoezichtstelling heeft geformuleerd met inachtneming van de nieuwe gronden op dezelfde wijze van toepassing is.

5.9

Het ingrijpende karakter van de ondertoezichtstelling brengt mee dat een ernstige bedreiging als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW eerst is aan te nemen wanneer in de actuele situatie van het kind concrete, niet mis te verstane, aanwijzingen voor die bedreiging bestaan. Het hof is in de onderhavige situatie van oordeel dat voldoende van dergelijke aanwijzingen zijn gebleken om tot de conclusie te komen dat sprake is van een bedreigde ontwikkeling, waarbij de zorg die noodzakelijk is om de bedreiging bij de kinderen weg te nemen door de ouders onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts is de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders binnen een, gelet op de persoon en de ontwikkeling van de kinderen, aanvaardbaar te achten termijn, niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen.

5.10

Het hof neemt bij de beoordeling als uitgangspunt dat het voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen in zijn algemeenheid van groot belang is dat zij een ongestoorde band kunnen opbouwen en onderhouden met hun beide ouders. In de onderhavige situatie is dat tot nu toe niet mogelijk geweest omdat sprake was van een diepgewortelde strijd tussen de ouders en omdat de omgang met de vader altijd in een begeleide setting plaatsvond. Vast staat dat de ouders niet in staat zijn om hierover met elkaar te communiceren. Zij zijn daarvoor in het verleden tweemaal samen aan een traject begonnen dat beide keren vroegtijdig is afgebroken. Niet te verwachten is dat op een vrijwillige basis regelmatige omgangsmomenten tot stand zullen gaan komen. De moeder wil alleen veilige omgang toestaan, hetgeen concreet betekent dat zij alleen wil meewerken aan omgang met begeleiding, bijvoorbeeld in een omganghuis, terwijl de vader juist van deze begeleiding af wil.

Het vertrouwen tussen de ouders ontbreekt en zij hebben zorgen over elkaars persoonlijk functioneren. De raad stelt in zijn rapport dat geen uitspraken kunnen worden gedaan over mogelijke aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek bij de vader omdat hierover bij de in het verleden betrokken deskundigen geen eenduidigheid bestaat. Wel concludeert de raad dat er op basis van de beschikbare informatie zorgen zijn over de wijze waarop de vader zich opstelt naar de kinderen, waarbij het dan gaat om "wild gedrag" en mogelijk wat overvraging. De raad is er niet zeker van dat de vader in staat is om aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen en heeft daarom een ondertoezichtstelling met proefcontacten geadviseerd. Voor zover al daadwerkelijk sprake was van persoonlijkheidsproblematiek bij de vader kan door tijdsverloop inmiddels ook sprake zijn van een gewijzigde situatie. De moeder lijkt ook voor deze mogelijkheid niet open te staan. Voorts is gebleken dat de vader zal blijven doorgaan met procederen om een onbegeleide omgangsregeling tussen hem en de kinderen tot stand te brengen. De vader spreekt zelfs over gelijkwaardig ouderschap, wat in de huidige situatie niet realistisch is.

Uit het voormelde leidt het hof af dat beide ouders vanuit hun eigen beleving onvoldoende oog hebben voor de belangen van de kinderen.

5.11

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de activiteiten van de gezinsvoogd om proefcontact(en) tot stand te brengen tussen de vader en de kinderen dermate veel stressgevoelens bij de moeder veroorzaken, dat de moeder ten gevolge daarvan behoefte heeft aan professionele ondersteuning. Deze stress en de negatieve visie die de moeder op de vader heeft, zullen voor de kinderen voelbaar zijn en een negatief effect op hen hebben. De kinderen groeien op in een situatie waarin de vader vooral spanningen heeft veroorzaakt en zal blijven veroorzaken, terwijl zij geen mogelijkheden hebben om zich een eigen beeld van hem te vormen. Voldoende is gebleken dat de verwrongen situatie tussen de ouders een grote emotionele belasting voor de kinderen vormt. Dat wordt bevestigd door het feit dat de recente procedures en het proefcontact volgens de moeder bij [kind 1] een terugval in haar gedrag hebben veroorzaakt.

De raad heeft geconstateerd dat de kinderen inmiddels afstand ervaren tot hun vader. Er is bijna één jaar geen omgang geweest en de behoefte aan omgang bij de kinderen is volgens de raad laag omdat de kinderen van jongs af door de moeder alleen zijn opgevoed en er nu wel weer een vaderfiguur in het gezin is. Volgens de raad houdt dit mogelijk ook in verband met loyaliteit aan hun moeder en het weghouden van emoties. Op grond van het vorenstaande bestaan naar het oordeel van het hof reële en serieuze zorgen bij de raad over een gezonde identiteitsontwikkeling van de kinderen.

5.12

Hiervoor is reeds overwogen dat sprake is van een ernstige bedreiging van de kinderen en dat met de juiste inzet van begeleiding en ondersteuning van de gezinsvoogd en eventuele andere professionele hulpverleners in het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling moet worden onderzocht of en op welke manier de kinderen onbegeleid dan wel begeleid contact met hun vader kunnen hebben, en op welke manier de kinderen voldoende ruimte kunnen krijgen om zich op onafhankelijke wijze een beeld van hun vader te vormen en om op een veilige manier hun eigen identiteit te kunnen ontwikkelen.

5.13

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.


Ga terug